NIEUWE POLDER VAN BLANKENBERGE

Contactpersoon

Ben Demeyere, ontvanger-griffier


Adres

Kapellestraat 36, 8377 Houtave


Telefoon

050/31.98.50


Mail

ben.demeyere@polderblankenberge.be


Website

www.polderblankenberge.be


POMPGEMAAL DE STEGER MET WACHTBEKKEN EN ONTVANGEND KANAAL


Het pompgemaal werd gebouwd in 1986, heeft 3 vijzels met elk een debiet van 1,12 m³/sec en een wachtbekken van ca. 45 are.

Het bemalingsgebied heeft een oppervlakte van ca. 1.837 ha. Het water wordt geloosd in het Kanaal Gent-Oostende.


Werking van de polder

Onze waterlopen hebben doorgaans een beperkt profiel en een vlak verloop. In het voorjaar neemt de plantengroei explosief toe, met als gevolg dat het afvoerend vermogen van de waterloop zeer sterk afneemt en praktisch tot nul gereduceerd wordt, met wateroverlast tot gevolg. Het beperken of voorkomen van wateroverlast en schade is een grote uitdaging, waar de polder blijvend aandacht voor heeft. Om preventief wateroverlast te voorkomen is een zorgvuldig en uitgebreid onderhoud van de waterlopen van essentieel belang. Op deze manier kan de waterloop ten allen tijde zijn bufferend en afvoerend vermogen behouden. Om tegemoet te komen aan de vraag vanuit Natuurbehoud wordt sedert het werkingsjaar 2000 een aangepaste methodiek toegepast, die streeft naar een meer dynamische en gedifferentieerde uitvoering van de werken. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de aanwezige natuurwaarden. Een aantal waterlopen, zoals het Lisseweegs vaartje, de Smalle watergang, het Bredewegzwin en de Jabbeekse beek, worden een eerste maal gemaaid in de periode van 16 juni tot 15 juli. Deze waterlopen zijn namelijk belangrijk voor de bevloeiing van de polder of zijn zeer overstromingsgevoelig en kunnen bij zware buien aanzienlijke schade veroorzaken aan bebouwing. Onder de noemer maaiwerken behoort ook het maaien van oeverzones en – enkel op aanvraag van de ingelanden – het verbrijzelen van het maaisel. Naast maaiwerken worden ook ruimingswerken uitgevoerd wanneer de goede waterafvoer of bevloeiing niet meer verzekerd is door grote slibafzetting. Hieronder wordt het uitbaggeren van slib verstaan. Dikwijls kampt we ook met plaatselijke afschuivingen van het talud. Deze worden terzelfdertijd terug hersteld naar het oorspronkelijk profiel. Een andere reden om over te gaan tot ruimingswerken is om een behoorlijk peil te garanderen met het oog op de instandhouding van het visbestand. Ook diverse werken, zoals het ruimen van overwelvingen, verkruimelen of afvoeren van specie (in bijzondere gevallen), het wegnemen van het drijvend vuil en opstoppingen aan roosters en stuwen en andere hoogdringende ruimingswerken om wateroverlast of verdroging op te lossen of te voorkomen behoren tot de ruimingswerken. Een deel van het budget gaat naar het bestrijden van uitheemse planten en dieren, ook exoten genoemd. De grote waternavel kan explosief groeien in de waterloop, waardoor de waterdoorvoer volledig gestremd wordt. De grachten en waterlopen t.h.v. de autosnelweg E40 in Jabbeke worden sinds enkele jaren geteisterd door explosieve groei van waternavel. In het verleden heeft de polder reeds veel werk gespendeerd aan de waternavelbestrijding. Vooral de baangrachten, die onder de bevoegdheid van MOW (Departement Mobiliteit en Openbare Werken) vallen, zijn gecontamineerd. Dit maakte dat het voor de polder dweilen met de kraan open was. Onder het motto dat ieder zijn verantwoordelijkheid dient te nemen in het kader van het voorzorgsbeginsel en de afsprakennota die getekend werd bij de overdracht van de waterlopen in het kader van doorbraak 63 werd de waternavelbestrijding sinds eind 2015 grondig aangepakt. Na overleg wordt er met MOW, de gemeente Jabbeke, de provincie en de polder samen gestreden om de waternavel te bestrijden en zoveel mogelijk onder controle te houden. Een deel van de bestrijding wordt door een aannemer uitgevoerd en een deel door personeel van de polder. Daarnaast blijven de polder en de gemeente Jabbeke de nazorg in het oostelijk deel van het gebied op zich nemen. De waternavelbestrijding op het grondgebied van Oudenburg voert de stad zelf uit. Er mag gesteld worden dat de groei van grote waternavel in alle grachten of waterlopen onder controle is, maar dat de nazorg in 2019 een belangrijke vereiste is. Wat de bestrijding in de baangrachten van de autosnelweg (MOW) betreft kan gesteld worden dat er vorderingen gemaakt werden. Bepaalde delen, vooral dan t.h.v. het Flaminckapark, blijven echter nog een moeilijk gegeven zodat het in 2018 nodig was om dit deel machinaal te verwijderen. Ook hier is het belangrijk om de bestrijding in 2019 verder te zetten. Reuzenberenklauw woekert langs de oevers en bevat sappen die bij aanraking met de huid ernstige brandwonden kunnen veroorzaken. Het is van groot belang dat er bij exotengroei snel gehandeld wordt. Vandaar een oproep aan de ingelanden om een extra oogje in het zeil te houden en bij vaststelling van exotengroei, dit zo snel mogelijk te laten weten aan de polder. De bestrijding van dierlijke exoten zal zich in 2019 vooral richten op rattenvangst, de afvangst van nijlganzen en het schudden en/of prikken van de eieren van grauwe en Canadese gans. De laatste muskusrat op het grondgebied van de Nieuwe Polder van Blankenberge werd gevangen in 2009. Sindsdien is de polder ‘muskusratvrij’. Sinds enkele jaren is de muskusrat terug in opmars vanuit Nederland, Frankrijk en Wallonië. Ondanks de vele inspanningen in de grensgebieden wordt de muskusrat steeds dichter aan de grens van de Nieuwe Polder van Blankenberge waargenomen. Het is dan ook van cruciaal belang dat er in 2019 verder nauwlettend gewaakt wordt en indien er een exemplaar waargenomen wordt deze zo snel als mogelijk verwijderd wordt.

HISTORIEK


Het ontstaan van de poldergebieden is onafscheidelijk verbonden met de zee en hangt nauw samen met de geologische ontstaansgeschiedenis van de kustvlakte. Tot bij het begin van onze jaartelling werd de kustvlakte ingenomen door een uitgestrekt veengebied dat aan de zeezijde werd begrensd door een duinengordel.
In de Vlaamse polders ontstonden door de werking van de zee en door verschillende stormvloeden grote geulen. Ten noordoosten van Brugge lag de Brugse Kreek die vrij breed was en tot Brugge reikte. De grootste geulen lagen bij Nieuwpoort (in de vallei van de IJzer) en tussen Knokke en Cadzand (de Sincfal, waaruit het latere Zwin ontstond). In de Oudlandpolder kennen we die tussen Bredene, Klemskerke en Oudenburg. Ook ten oosten van Blankenberge en tussen Wenduine en De Haan waren aanvankelijk geulen aanwezig.
Tegen het einde van de 10de eeuw begint de mens met de bescherming van het poldergebied tegen de overstroming door de zee. Zo werden tussen Oudenburg en Bredene De Zydelinge aangelegd. Tussen Brugge (Sint-Pieters) en Blankenkenberge (Uitkerke) wordt de Gentele of de Blankenbergse Dijk aangelegd. Zo werden deze Oudlandpolders een van de eerst ingepolderde gebieden in onze Kustvlakte. Tegen de Blankenbergse Dijk werden ook de latere dijken van de oostelijk gelegen Zwinstreek gebouwd. We denken hierbij aan de Evendijken, de Greveningedijk, de Brolozendijk, enz ...
Maar met de indijking kwam geen einde aan de stormvloeden. Nog verschillende keren overstroomde het poldergebied. Zo verdwenen Scarphout (bij Blankenberge) en Ter Streep of Testerep (voor Oostende) in zee. In 1404 sloegen met Sint Elisabethsvloed grote delen de oude zeedijk weg en overspoelde opnieuw een belangrijk deel van de polder. Om dit te voorkomen liet Graaf Jan zonder Vrees een nieuwe zeewerende dijk opwerpen ter versteviging van de bestaande kleine dijken tussen Wenduine en Heist: de zogenaamde Graaf Jansdijk.
Vandaag vinden we nog heel wat sporen van deze ontstaansgeschiedenis terug in het landschap van de Oudlandpolder. De reliëfrijke weilanden, de vele waterlopen en grachten, de dijken en enkele kreekresten zijn vandaag sporen die ons blijvend doen herinneren aan deze rijke geschiedenis, waarin natuurlijke en menselijke ‘krachten’ elkaar aanvulden.
De actieve strijd van de mens tegen het zeewater leverde resultaten op. Door de doorgedreven dijkenbouw werd immers actief land gewonnen op de zee. Samen met de bedijking van de schorrengebieden ontstonden ook de eerste ontwateringsystemen. Er werden kanalen en vaartjes gegraven. De dijken weerden immers niet alleen het zeewater, ze maakten ook de afvoer van het hemelwater moeilijker. Een doordacht systeem van waterlopen en sluizen bood hiervoor een oplossing. De Blankenbergse Vaart en de Noordede zijn tot op vandaag de belangrijkste waterlopen in de Oudlandpolder. Ook het Boudewijnkanaal en het Kanaal Brugge-Oostende spelen een belangrijke rol in de geleiding van het water naar de zee.
En nog geeft de zee zich niet gewonnen, denk maar aan de grote overstromingen van 1928 en 1953.

SITUERING


De naam van onze polder is eigenlijk een beetje misleidend. De regio waarvoor wij als waterbeheerder instaan, beperkt zich namelijk niet tot het grondgebied van de stad Blankenberge.

Het gebied van onze polder strekt zich uit over het grondgebied van de steden Blankenberge (Blankenberge, Uitkerke), Brugge (Sint-Pieters, Lissewege en delen van Zeebrugge en Sint-Andries) en Oudenburg (Oudenburg, Ettelgem en een gedeelte van Roksem) alsook over het grondgebied van de gemeenten Bredene, De Haan (Klemskerke, Vlissegem en Wenduine), Jabbeke (Jabbeke, Varsenare, Stalhille, Snellegem en Zerkegem) en Zuienkerke (Zuienkerke, Houtave, Meetkerke en Nieuwmunster). De oppervlakte bedraagt 20.723 hectare. Grosso modo wordt het gebied begrensd door :
ten noorden door de kustlijn Zeebrugge - Bredene
ten oosten door het zeekanaal Brugge-Zeebrugge (Boudewijnkanaal)
ten zuiden door de lijn Oudenburg - Ettelgem - Zerkegem (Vloethemveld) - Varsenare tot Sint-Andries Brugge. De grens loopt verder langs de Boterbeek en het kanaal Brugge-Oostende tot aan het Boudewijnkanaal.
ten westen door de oude polderdijk die loopt van Bredene over Plassendale naar Oudenburg.