Heb je een vraag?


Klik op onderstaande knop voor het adres, telefoonnummer, mailadres of website van de polder of watering in jouw buurt.

Eeuwenoud

Elk Europees land heeft zijn regionale waterbeheerders. Deze lokale beheerders van de onbevaarbare waterlopen in de 'lage landen' zijn al eeuwenoud. Van de elfde tot de veertiende eeuw maakte Europa een 'ontginningsperiode' op het platteland door. Door de bevolkingstoename was nood aan meer vruchtbare landbouwgrond om in de noodzakelijke voedselproduktie te voorzien. Moerasgebied, dat tegelijk een bron van ziekten was, werd drooggelegd en te droge gronden werden geïrrigeerd. Voor het beheer van die ontwateringen en irrigaties werden speciale besturen ingericht. Meteen was dit ook de aanzet voor de eerste regelgeving in het waterbeheer. De oudst gekende bronnen over deze beheersorganen dateren van 1183. Toen werd reeds gewag gemaakt van de Watering van Veurne-Ambacht in West-Vlaanderen. Deze besturen voorzagen in het kapitaal voor de waterwerken, verzamelden technische kennis en know-how, regelden het beheer van de waterlopen, stuwen, gemalen, sluizen, dijken enz. en voerden het toezicht en de bewaking op deze waterbeheerinfrastructuur.



De European Union of Water Management Associations (EUWMA) vertegenwoordigt publieke, lokale en regionale waterbeheerorganisaties uit negen EU-lidstaten: België, Italië, Hongarije, Duitsland, Frankrijk, Spanje, Portugal, Verenigd Koninkrijk en Nederland. EUWMA-leden zijn openbare instellingen met wettelijke bevoegdheden.

De EUWMA is in 1996 opgericht op voorstel van Marc De Smet, de toenmalige voorzitter van de Vereniging van Vlaamse Polders en Wateringen, met als voornaamste doel de samenwerking tussen Europese Water Management Associations te vergroten, om zo relevante informatie, standpunten en beleidsdocumenten te verstrekken aan nationale regeringen, de Europese Commissie, het Europees Parlement en andere relevante instellingen. Daarnaast bevordert EUWMA de uitwisseling van kennis en best practices tussen de leden.  Volgens ons kan de EU-waterwetgeving alleen succesvol zijn als het water op regionaal niveau wordt beheerd. Aangezien de wateruitdagingen in de verschillende stroomgebieden variëren, moeten oplossingen worden afgestemd op de lokale omstandigheden, in plaats van de 'one-size-fits-all'-benadering die vaak de voorkeur heeft van nationale overheidsdiensten.

de geschiedenis herhaalt zich

In Nederland werd 560.000 ha grond gewonnen op de zee. In Engeland 800.000 ha. Ook 200.000 ha Vlaamse grond werd ooit op de zee of op een rivier gewonnen. Ook vandaag nog hebben deze 'waterrijke' gebieden nood aan een specifiek en continue waterbeheer. In deze laaggelegen gebieden liggen nu dorpen, steden, gebouwen, industrie, ziekenhuizen, scholen, zuiveringsstations enz. die tegen teveel en te weinig water beschermd moeten worden. Het water kan er immers niet op natuurlijke wijze vanzelf afvloeien. Verder zijn er in Vlaanderen ruim 100.000 ha hoger gelegen gronden die geen natuurlijke ontwatering hebben.

In Engeland, Nederland en Duitsland werd de werking en organisatie van het lokale waterbeheer in de jaren negentig gemoderniseerd door wetgeving. Niet zo in Vlaanderen. Door gebrek aan politieke moed moeten de Vlaamse polders en wateringen het redden met een verouderde wetgeving die dateert uit de vorige eeuw en eigenlijk zelfs quasi ongewijzigd bleef sinds Napoleon. Stelt u zich eens voor dat de gemeenten nog met dergelijke verouderde wetgeving zouden moeten werken! Onze besturen smeken de overheid intussen al sinds 1995 om een gemoderniseerd werkbaar wettelijk instrument. Intussen roeien ze met de riemen die ze hebben.

De Vlaming is zich op vandaag niet meer bewust van dit lokaal-regionaal aspect van het waterbeheer. De oorzaak is gek genoeg terug te leiden tot het succes van een constante waakzaamheid, het uitblijven van grote overstromingen, te weinig media-aandacht wegens te weinig spectaculair. Er moet eerst een ramp gebeuren vooraleer mensen zich bewust worden van een (haperende) dienstverlening. Met de weinige middelen waarover ze beschikken slagen polders en wateringen er in om het kritieke evenwicht in hun waterhuishouding te managen. Weinig budget, geen overheidssteun, weinig personeel en veel vrijwillige bestuursinzet nopen tot zuinig beheer. Voor zendtijd of redactiewerk die bijdragen tot bekendheid blijft echter weinig tot geen budget over. De bewoners in een Broekstraat of Lage Meersdreef zullen zich pas van hun precaire woninglocatie bewust worden de ochtend dat er gedweild moet worden.

Ongeveer 25 % van Vlaanderen zou niet bewoonbaar zijn zonder dagdagelijks waterbeheer. Polders en wateringen zijn bemand met plaatselijke inwoners die de waterlopenstelsels van nabij kennen en er alle belang bij hebben dat ze goed onderhouden worden. De lage kustgebieden van het Europese continent zijn onderhevig aan zeespiegelschommelingen. Die zeespiegelstijgingen worden veroorzaakt door het smelten van de ijskappen op aarde. Ook het Vlaamse land werd ooit zo overspoed door de zee. Historische bronnen maken gewag van deze overstromingen sedert de twaalfde eeuw. De mens gaf zich echter niet gewonnen bij deze overstromingen. Sedert de twaalfde eeuw stellen de inwoners zich te weer. Eerst werden defensieve dijken opgeworken tegen het oprukkende water van de Noordzee en de Westerschelde. Later werden overstroomde gronden weer ingedijkt en herwonnen op de zee. De belanghebbenden verenigden zich in wateringen en polderbesturen om een gericht waterbeheer te voeren in deze herwonnen gebieden. In West-Vlaanderen wordt reeds in 1183 de Watering van Veurne-Ambacht genoemd. In 1218 wordt in het Meetjesland (Oost-Vlaanderen) de Habbekinspolder genoemd, gelegen tussen Boekhoute en Watervliet. In Antwerpen werd reeds voor 1260 de Saaftingepolder ingedijkt. In 1377 werd heel het lage Vlaanderen overspoeld door grote overstromingen na een zware storm. Veel Vlaamse polders van vandaag werden na deze storm ingericht. Inpolderderingen werden dikwijls weer tenietgedaan door nieuwe overstromingen, zoals in 1404 bij de eerste grote St.-Elizabetsvloed. De toelating vanwege de toenmalige vorsten tot inpoldering van de overstroomde gebieden werd geregeld in octrooien. Hierin werd ook voorzien in de bestuurlijke organisatie van het waterbeheer voor na de inpoldering. De oude Vlaamse terminologieën die  500 jaar later nog gebruikt worden bij de polderbesturen dateren uit die tijd (dijkgraaf, gezworene, geschot, griffier,...). Hetzelfde fenomeen deed zich voor in de laaggelegen landstreken van de ons omliggende landen. In Engeland zijn de lokale waterbeheerders werkzaam in de drainage authorities. Duitsland heeft zijn Wasserschaftsverbände. In Frankrijk zijn er tot op vandaag de wateringues en de bekendste zijn natuurlijk de Nederlandse waterschappen. Overal zijn deze lokale besturen samengesteld uit plaatselijke belanghebbenden. Het waterbeheer wordt er gevoerd door mensen die eigendommen hebben in de laaggelegen gebieden, die er wonen, die het gebied kennen en die er dagelijks vertoeven. Overal in de Europese laaggelegen gebieden wordt het waterlopenstelsel bewaakt op fijnmazige wijze door deze belanghebbenden. Waar centrale overheden deze lokale instanties hadden afgeschaft, zoals in Oost-Europa, komen deze op die beslissing terug en zoeken deze overheden momenteel zelf terug aansluiting bij hun Westerse collega's om het lokale waterbeheer te herintroduceren.

Door de klimaatswijziging met intense neerslag, overstromingen afgewisseld met lange droogte en de dreiging van een stijgende zeespiegel zullen ook de Vlaming tot het inzicht brengen van het belang van een lokaal georganiseerd waterbeheer: l'histoire se répète.