De maandelijkse juridische nieuwsbrief van Vlaamse Polders en Wateringen brengt U op de hoogte van alle verschenen juridische nieuwigheden van de afgelopen maand inzake leefmilieu en waterbeleid.

04.09.2014 KB wijz. KB 17.03.2013 tot beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur
Vice-Eerste Min. en Min. van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, WATHELET Melchior *
Vice-Eerste Min. en Min. van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris, de Federale Culturele Instellingen, Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een Handicap, Beroepsrisico's, en Wetenschapsbeleid, ONKELINX Laurette *
Staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en Staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de Eerste Minister, FONCK Catherine *

Dit besluit wijzigt de bijlagen III 'Toepassingen waarvoor het verbod in art. 4, par. 1, eerste lid, niet geldt' en IV 'Toepassingen waarvoor het verbod in artikel 4, par. 1, eerste lid, niet geldt, specifiek voor medische hulpmiddelen en meet- en regelapparatuur' van het KB 17.03.2013 tot beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur. Het voorziet in de omzetting in Belgisch recht van een reeks Europese richtlijnen.

B.S., 26.09.2014, V.184, (270), 76966-76970


20.06.2014 BVR houdende nadere regels betr. de toekenning van subsidies in het kader van het Rubiconfonds
Vlaams Min. van Werk, Economie, Innovatie en Sport, MUYTERS Philippe *

Dit besluit legt de nadere regels vast voor de subsidiëring van projecten in het kader van het Rubiconfonds. Het Rubiconfonds is opgericht naar aanleiding van de overstromingen van 2002, om infrastructuurprojecten te subsidiëren gericht op waterbeheersing. De begunstigden van de subsidies zijn gemeenten en provincies, onder de voorwaarden en volgens de procedure vermeld in dit besluit.

B.S., 25.09.2014,2e uitgave, V.184, (269), 76846-76847


27.05.2014 KB betr. het op de markt brengen van stoffen geproduceerd in nanoparticulaire toestand
Vice-Eerste Min. en Min. van Economie, Consumenten en Noordzee, belast met Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, VANDE LANOTTE Johan *
Vice-Eerste Min. en Min. van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, MILQUET Joëlle
Vice-Eerste Min. en Min. van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris, de Federale Culturele Instellingen, Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een Handicap, Beroepsrisico's, en Wetenschapsbeleid, ONKELINX Laurette *

Omwille van hun omvang (minder dan een honderd-miljardste van een meter), kunnen nanomaterialen specifieke (eco)toxicologische kenmerken bezitten die nog weinig gekend zijn. Daarom wordt een systeem ingevoerd waardoor de traceerbaarheid van de nanomaterialen kan gegarandeerd worden. Het huidige besluit stelt een register op van de stoffen geproduceerd in nanoparticulaire toestand die op de markt worden gebracht in België. Dit register wordt samengesteld door de ondernemingen die producten die dergelijke stoffen bevatten op de markt brengen.

B.S., 24.09.2014,2e uitgave, V.184, (267), 76188-76196+bijlagen 76196-76204; Verslag aan Koning 76184-76186; Advies van de Raad van State 76186-76187


16.05.2014 BVR wijz. diverse besluiten inzake leefmilieu, wat betreft een aanpassing aan de evolutie van de techniek en aan de CLP-verordening
Vlaams Min. van Omgeving, Natuur en Landbouw, SCHAUVLIEGE Joke *

Dit besluit wijzigt grotendeels titel I en titel II van het VLAREM en de bijlagen, en in beperkte mate het VLAREL en het VLAREL-BIS. Ook worden enkele andere besluiten van de Vlaamse Regering inzake leefmilieu met dit besluit gewijzigd. Met de wijzigingen wordt uitvoering gegeven aan verordening nr. 708/2007 inzake het gebruik van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur en aan de CLP-verordening.

B.S., 24.09.2014,1e uitgave, V.184, (266), 74847-75501; Verslag aan de Regering 74756-74847


08.09.2014 KB tot vaststelling van de termijn waarbinnen de overheidsinstanties die onder de federale overheid vallen de verzamelingen geografische gegevens en diensten met betrekking tot geografische gegevens die door hen of in hun naam worden bewaard koppelen aan het federale dienstennetwerk, opgericht bij de wet van 15.12.2011 tot omzetting van de Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14.03.2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (INSPIRE)
Vice-Eerste Min. en Min. van Landsverdediging, DE CREM Pieter *

De overheidsinstanties die onder de federale overheid vallen koppelen aan het federale dienstennetwerk, ten laatste op 31.12.2017, de verzamelingen geografische gegevens en diensten met betrekking tot geografische gegevens die door hen of in hun naam worden bewaard en die met de bepalingen die de Europese Commissie ter uitvoering van de INSPIRE-Richtlijn vaststelt in overeenstemming werden gebracht evenals, in voorkomend geval, met de regels bedoeld in art. 6, par. 3 van de wet 15.12.2011 tot omzetting van de INSPIRE-Richtlijn.

B.S., 22.09.2014,2e uitgave, V.184, (264), 74450-74451


16.05.2014 BVR houdende bijkomende algemene en sectorale milieuvoorwaarden voor GPBV-installaties [ titel III van het VLAREM van 16.05.2014 ]
Vlaams Min. van Omgeving, Natuur en Landbouw, SCHAUVLIEGE Joke *

Dit besluit geeft uitvoering aan een titel III van het VLAREM. Titel III van het VLAREM bevat bijkomende algemene en sectorale voorwaarden voor GPBV-installaties en kadert in de uitvoering van de Richtlijn Industriële Emissies. Daarnaast wijzigt dit besluit titel I en titel II van het VLAREM en het Milieuhandhavingsbesluit als gevolg hiervan.

B.S., 22.09.2014,2e uitgave, V.184, (263), 74178-74200+bijlagen 74201-74235, Verslag aan de Regering 74170-74178


11.09.2014 Uitvoeringsbesluit 2014/660/EU inzake de modelfinancieringsovereenkomst voor de bijdrage van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling aan gezamenlijke financieringsinstrumenten voor onbeperkte garanties en securitisatie ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen
Europese Commissie

Het model voor de financieringsovereenkomst voor de financiële bijdrage van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling aan gezamenlijke financieringsinstrumenten voor onbeperkte garanties en securitisatie ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen, te sluiten door de Europese Investeringsbank of het Europese Investeringsfonds enerzijds en iedere deelnemende lidstaat anderzijds, is opgenomen in de bijlage.

Publ.E.U., 12.09.2014, L271/58-59+bijlage 60-92


SINTOBIN Anne / Vlaamse Gewest
R.v.St., 25 juni 2013, 10e K., nr. 224047

De Vlaamse overheid beslist een rioolwaterzuiveringsinfrastructuur aan te leggen. Hiervoor wordt een uitstroomconstructie aangelegd op een perceel van een particulier. Een dergelijke inbreuk op het eigendomsrecht is enkel toegelaten op niet-omsloten gronden. Foto's van het perceel bewijzen niet dat het perceel wél omsloten is, zoals de eigenaar beweert. De overheid heeft zich dus niet gesteund op een onjuist gegeven door aan te nemen dat het betrokken perceel niet omsloten is met een muur of een omheining.


n.v. Betofin, n.v. Vibro-Welfsels en THIELEMANS - DE BEUKELAER Ursula / Vlaamse Gewest
R.v.St., 27 juni 2013, 7e K., nr. 224142

De Vlaamse overheid heeft een aantal individuele afwijkingen op de milieuvoorwaarden van Vlarem II toegestaan aan de uitbater van het Sportpaleis. Dit besluit bevat een aantal specifieke voorwaarden voor elk van de toegestane afwijkingen, alsook een aantal algemene voorwaarden. De afwijkingsaanvraag houdt verband met de uitvoering van welbepaalde verbouwingswerken die gericht waren op de verbetering van de evacuatiemogelijkheden van de inrichting. Het verlenen van de toelating tot afwijking van de constructievereisten die Vlarem II oplegt voor toe- en uitgangswegen, zitplaatsen en trappen en de vaststelling van het maximaal aantal toeschouwers in functie van de werkelijke evacuatiemogelijkheden die het gebouw biedt, zijn dermate nauw met elkaar verbonden dat ze tezamen in een individueel afwijkingsbesluit kunnen worden opgelegd.


28.05.2014 MB wijz. BVR 16.05.2007 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest, het BVR 17.12.2010 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologieinvesteringen in het Vlaamse Gewest en het BVR 16.11.2012 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor strategische ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest, wat betreft de ter beschikking stelling aan derden van elektrische laadpalen
Min.-President van de Vlaamse regering en Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, PEETERS Kris

Dit besluit bepaalt dat het ter beschikking stellen aan derden van elektrische laadpalen niet in aanmerking komt voor steun voor ecologie-investeringen.

B.S., 16.09.2014, V.184, (256), 72792-72793


C.R.R.D.B., b.v.b.a. R.D.B. en R.C.M.D.B. / v.z.w. Vogelbescherming Vlaanderen
Cass., 22 april 2014, 2e K., C131608

De netten die de technische eigenschappen vertonen vermeld in bijlage 2.C aan het Soortenbesluit, zijn vogelvangstnetten, ongeacht het gebruik dat men ervan maakt. Het onder zich hebben, vervoeren, verhandelen, ruilen, te koop aanbieden of in ruil aanbieden van dergelijke netten is verboden. Het feit dat die netten niet geschikt zijn om vogels te vangen en daartoe tal van aanpassingen vereisen, doet hieraan geen afbreuk. Ook de bedoelingen van de houder of de verkoper van dergelijke netten zijn niet relevant.


01.09.2014 MB houdende afwijking van de inzaaidatum in 2014 voor de inzaai van groenbedekker in de landbouwstreken Polders en Leemstreek, in het kader van de specifieke steun voor groenbedekker
Vlaams Min. van Omgeving, Natuur en Landbouw, SCHAUVLIEGE Joke *

De uiterste inzaaidatum voor het campagnejaar 2014 wordt in het kader van de specifieke steun voor groenbedekkers in de landbouwstreek 'de Polders' en 'de Leemstreek' verschoven naar 10.09.2014.

B.S., 12.09.2014,2e uitgave, V.184, (253), 72240-72241


23.05.2014 BVR wijz. BVR 06.02.1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betr. de milieuvergunning, het BVR 01.06.1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het BVR 14.12.2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betr. de bodemsanering en de bodembescherming, het BVR 12.12.2008 tot uitvoering van titel XVI van het dec. 05.04.1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en het BVR 17.02.2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betr. het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen
Vlaams Min. van Omgeving, Natuur en Landbouw, SCHAUVLIEGE Joke *

Dit besluit wijzigt een aantal besluiten in verband met milieu, om ze aan te passen aan de Europese richtlijnen 2012/19/EU en 2013/56/EU over afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (EEA), batterijen en accu's. Het legt onder andere een samenwerkingsverband vast tussen kringloopcentra en lokale besturen. Die overeenkomst omvat minstens bepalingen over de sensibilisering, de onderlinge doorverwijsfunctie, de inzamelwijzen, het restafval en de vergoeding voor herbruikbare goederen.

B.S., 12.09.2014,1e uitgave, V.184, (252), 71991-72011+bijlage 72012-72024


De 'zesde staatshervorming' en de milieubescherming
LAVRYSEN Luc

In deze bijdrage wordt de impact van de zesde staatshervorming op de milieubescherming besproken. De gevolgen zijn eerder beperkt, maar er is wel een weerslag op de doorvoer van afvalstoffen, de vergoeding van natuurrampen, het dierenwelzijn en het transport van gevaarlijke stoffen.

T.Milieurecht, augustus 2014, V.22, (3-4), 279-293


BRESSELEERS Dirk / Vlaamse Gewest
R.v.St., 29 april 2014, 7e K., nr. 227191

De eigenaar voert vernietigingswerken uit op zijn percelen gelegen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied en agrarisch gebied met ecologisch belang. De bewering van de eigenaar dat hij enkel 'normale' onderhoudswerken heeft uitgevoerd, wordt tegengesproken door het proces-verbaal van de natuurinspecteur waarin wordt vastgesteld dat het 'blootgewerkte gele zand aangeeft dat de uitgevoerde werken meer zijn dan een standaard onderhoudsruiming van de grachten'. Dit proces-verbaal, waarvan de vaststellingen worden gestaafd met foto's van de aangetroffen toestand, heeft bewijswaarde tot het tegendeel. Met het louter ontkennen van die vaststellingen of door de opgave van een alternatieve verklaring, wordt de bijzondere bewijswaarde van de in het proces-verbaal weergegeven waarnemingen van de natuurinspecteur niet weerlegd.


QUIRIJNEN Guido, VAN GORP Ann en b.v.b.a. De groentuin / Vlaamse Gewest
R.v.St., 24 april 2014, 7e K., nr. 227166

De Bestendige Deputatie verleent in beroep een milieuvergunning om een veebedrijf met covergistingsinstallatie verder te exploiteren na verandering door uitbreiding, wijziging en toevoeging. Uit geen enkel motief van het besluit valt af te leiden dat de meest onmiddellijke omgeving - waaronder een serrecomplex voor paprikateelt - bij de beoordeling van de aanvraag werd betrokken. De redengeving is niet afdoende in het licht van de concrete argumenten die de eigenaars van de serre tijdens de beroepsprocedure hebben laten gelden. De loutere beschrijving van de onmiddellijke omgeving volstaat in elk geval niet om op deugdelijke wijze tot de verenigbaarheid met de goede ruimtelijke ordening en met de onmiddellijke omgeving te besluiten.


09.09.2014 Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij - Ontwerp actieplan 'Duurzaam beheer van biomassa(rest)stromen 2015-2020'
Vlaamse overheid - Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE)

De OVAM heeft een preventieprogramma opgesteld voor biomassa(rest)stromen waarvan de inspanningen zijn vervat in het actieplan. Het ontwerp van actieplan 'Duurzaam beheer van biomassa(rest)stromen 2015-2020' ligt voor een termijn van twee maanden ter inzage bij de gemeenten en bij de OVAM. Gedurende die termijn kan iedereen bezwaren of opmerkingen schriftelijk ter kennis brengen van de OVAM. De inzagetermijn loopt van 22.09.2014 tot en met 21.11.2014 en zal door de gemeenten worden bekend gemaakt aan hun bevolking.

B.S., 09.09.2014, V.184, (248), 71328


12.05.2014 MB tot bepaling van de meetprocedure en de meetstrategie van elektromagnetische golven in de omgeving van vast opgestelde zendantennes
Vlaams Min. van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, SCHAUVLIEGE Joke

Dit besluit regelt de meting van elektromagnetische golven in de omgeving van vast opgestelde zendantennes. Het regelt meer bepaald de site analyse en bepaling van de meetmethode, de breedbandmeting, de frequentie-selectieve meting en de vereisten voor meetapparatuur.

B.S., 08.09.2014,2e uitgave, V.184, (247), 71071-71074


Asbest in en om het huis
Vlaamse overheid - Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE)

Deze website bevat uitgebreide informatie over asbest. Er wordt uitgelegd hoe asbesttoepassingen herkend, gereinigd en verwijderd kunnen worden. Ook de gevolgen en risico's voor de gezondheid worden besproken.

www.asbestinfo.be - Geraadpleegd op 04.09.2014

www.lne.be - Geraadpleegd op 04.09.2014


De watertoets
GOOSSENS Yves

In deze bijdrage bespreekt de auteur de watertoets. Hierbij wordt uitleg gegeven rond de wetgeving, de aanleiding van de wetgeving, de oorzaken en oplossing van waterproblemen en de concrete watertoetsprocedure.

Brussel:Die Keure, (Praktijkreeks Ruimtelijk Bestuursrecht), 2014,136 p.


H.N. en H.R. / Waals Gewest
Cass., 12 maart 2014, 2e K., P131370

Particulieren hebben een weg aangelegd van vier meter breed en honderdtwintig meter lang, met een ophoging van bouwafval, stenen en grond. Deze weg belet de watertoevoer van de hoger gelegen vochtige gebieden naar het lager gelegen veen. Die verstoring van de oppervlaktewateren heeft tot een verschraling van de veenvegetatie geleid. Hieruit kan het bestaan van een aanzienlijke wijziging van het reliëf van de bodem afgeleid worden.


28.03.2014 Dec. wijz. diverse bepalingen van het dec. 27.10.2006 betr. de bodemsanering en de bodembescherming
Vlaams Min. van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, SCHAUVLIEGE Joke

Dit decreet wijzigt een aantal regels in verband met de bodemsanering- en bescherming. De saneringsplicht en vrijstelling ervan in de tijd worden opgedeeld en een specifieke regeling voor vermengde bodemverontreiniging wordt ingevoerd. De bijzondere regeling voor onteigening van risicogronden wordt afgeschaft en de regeling over de overdracht van risicogronden wordt aangepast.

B.S., 04.09.2014, V.184, (244), 70460-70469


11.03.2014 Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro
Europese Commissie

De betaalorganen zijn nationale diensten of instanties die verantwoordelijk zijn voor het beheer en de controle van de uitgaven. Zowel het ELFPO (Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling) als het ELGF (Europees Landbouwgarantiefonds) worden ten uitvoer gelegd op basis van een gedeeld beheer tussen de Unie en de lidstaten. Deze verordening bepaalt de voorwaarden en garanties waaraan de betaalorganen dienen te voldoen.

Publ.E.U., 28.08.2014, L255/18-41+bijlagen 42-58


11.03.2014 Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat uitgaven voor openbare interventie betreft
Europese Commissie

In deze verordening is bepaald volgens welke voorwaarden en regels de uitgaven in verband met interventiemaatregelen inzake openbare opslag van landbouwproducten worden gefinancierd door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF).

Publ.E.U., 28.08.2014, L255/1-4+bijlagen 5-17


22.07.2014 Uitvoeringsverordening (EU) nr. 834/2014 tot vaststelling van voorschriften voor de toepassing van het gemeenschappelijk monitoring- en evaluatiekader voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid
Europese Commissie

De indicatoren aan de hand waarvan de vooruitgang, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) worden getoetst aan de doelstellingen voor dat beleid, moeten meetbaar zijn. Deze indicatoren worden bij deze verordening vastgesteld, zij omvatten effectindicatoren, resultaatindicatoren, outputindicatoren en contextindicatoren. De resultaatindicatoren, outputindicatoren en contextindicatoren die relevant zijn voor de monitoring en evaluatie van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling worden vastgesteld in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 808/2014 van de Commissie.

Publ.E.U., 01.08.2014, L230/1-3+bijlage 4-7


17.07.2014 Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden
Europese Commissie

Deze verordening bevat uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden over onder andere de kennisgevingen die door de lidstaten aan de Commissie moeten worden gedaan overeenkomstig hun verplichtingen om de financiële belangen van de Unie te beschermen en door de lidstaten uit te voeren administratieve controles en controles ter plaatse met betrekking tot de naleving van de subsidiabiliteitscriteria, de verbintenissen en andere verplichtingen.

Publ.E.U., 31.07.2014, L227/69-122+bijlage 123-124


17.07.2014 Uitvoeringsverordening (EU) nr. 808/2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo)
Europese Commissie

Deze verordening bevat voorschriften voor de uitvoering van Verordening (EU) nr. 1305/2013 wat betreft de indiening van plattelandsontwikkelingsprogramma's, procedures en termijnen voor de goedkeuring en wijziging van plattelandsontwikkelingsprogramma's en nationale kaders, de inhoud van de nationale kaders, voorlichting en publiciteit over plattelandsontwikkelingsprogramma's, de uitvoering van bepaalde plattelandsontwikkelingsmaatregelen, monitoring en evaluatie en verslaglegging.

Publ.E.U., 31.07.2014, L227/18-24+bijlagen 25-68


S. / S. en D.
Antwerpen, 20 juni 2013, 17e K., nr. 2012/AR/1115

Particulieren die naast een sportcomplex wonen, stellen een stakingsvordering in op grond van de WMPC (Wet Marktpraktijken en Consumentenbescherming). De beweerde oneerlijke handelspraktijk is gelegen in het feit dat er geen geldige stedenbouwkundige vergunning was voor de exploitatie van het complex. Zij ondervinden de hinder (onder andere geluidshinder, schade aan hun afsluitingsdraad, ...) van dit sportcomplex echter in hun hoedanigheid van gebuur en niet in hun hoedanigheid van (potentiële) consument in relatie met de exploitant van het complex. Zij tonen op geen enkele wijze aan, en houden zulks zelf niet voor, dat zij klant zouden zijn bij de exploitant en/of dat zij als potentiële consument door de de exploitant benaderd worden. Zij kunnen hun vordering dan ook niet steunen op de WMPC. Om deze reden is de vordering ongegrond.


BEERNAERT Roland et DENECKER Jacques / Vlaamse Gewest
R.v.St., 3 april 2014, 7e K., nr. 227003

De vergunningverlenende overheid heeft bij haar besluitvorming omtrent de milieuvergunning om de luchthaven verder de exploiteren en te veranderen via de naleving van verscheidene bijzondere voorwaarden gezocht naar een billijk evenwicht tussen de belangen van de exploitant en deze van de omwonenden. De Raad van State mag zich niet in de plaats van de vergunningverlenende overheid stellen, temeer omdat de omwonenden niet aantonen dat de vergunningverlenende overheid haar beoordelingsbevoegdheid op een kennelijk onredelijke wijze heeft uitgeoefend. De omwonenden maken niet aannemelijk, laat staan tonen aan, dat de bestreden milieuvergunning een willekeurige inmenging meebrengt in hun privé- en gezinsleven.


v.z.w. Verlenging Nooit / Vlaamse Gewest
R.v.St., 20 maart 2014, 7e K., nr. 226823

Naast de hernieuwing van de bestaande exploitatie heeft de vergunningsaanvraag geen betrekking op werken die erop gericht zijn de materiële toestand van de plaats te veranderen. Evenmin blijken er sedert de inwerkingtreding van richtlijn 85/337/EEG werken te zijn uitgevoerd die overeenkomstig de begripsomschrijving van deze richtlijn als een project moeten worden beschouwd. De vereniging van omwonenden weerlegt niet, zoals uitdrukkelijk wordt overwogen in het bestreden besluit, dat 'de hermachtiging, uitbreiding en wijziging van de milieuvergunning een beperkte ruimtelijke impact heeft ten opzichte van de reeds bestaande toestand, omdat de geplande/uitbreidende activiteiten overwegend in de bestaande, vergunde gebouwen en binnen de omschrijving van de luchthaven gebeuren'.


Stad Dilsen-Stokkem en GERON Gilberte / Vlaamse Gewest
R.v.St., 30 januari 2014, 7e K., nr. 226269

De geschonden geachte rubriek 11, b), van bijlage II bij het MER-besluit heeft als opschrift: 'Installaties voor de verwijdering van afval'. Hieruit vloeit voort dat in deze rubriek alleen de projecten beoogd worden waar de verwijdering van het afval beoogd wordt, zoals begrepen in art. 4, par. 3, 1°, van het decreet 23.12.2011. De beslissing tot het verlenen van een milieuvergunning heeft het torrefactieproces (waarbij de bewerking van het afval een nuttige toepassing als resultaat heeft) terecht aanzien als een nuttige toepassing en diende bijgevolg geen toepassing te maken van rubriek 11, b), van bijlage II bij het MER-besluit. De overwegingen die de bestreden beslissing hiervoor aanwendt zijn ook afdoende en correct gemotiveerd, zodat de beslissing ook niet getuigt van enige onzorgvuldigheid.


D'HONDT Antoine / Vlaamse Gewest
R.v.St., 23 januari 2014, 7e K., nr. 226169

De beslissing tot het verlenen van een milieuvergunning is intern tegenstrijdig door enerzijds te concluderen dat de exploitatie geen 'onaangename reuken, schadelijke of stankverspreidende uitwasemingen' in de omgeving teweegbrengt en door anderzijds de uitvoering van een geurstudie voor te schrijven die er precies toe strekt de geurimpact van de inrichting 'in kaart te brengen'. Bijzondere vergunningsvoorwaarden kunnen niet worden opgelegd om van de geldende stedenbouwkundige bestemmingsvoorschriften af te wijken en evenmin om de milieuvergunning te verlenen terwijl niet vaststaat dat de inrichting verenigbaar is met die voorschriften.


VAN ROMPAEY Marc en b.v.b.a. Vocum Consulting / Vlaamse Gewest
R.v.St., 30 januari 2014, 7e K., nr. 226271

Uit de omzendbrief LNE 2011/1 blijkt dat de Vlaamse overheid van oordeel is dat, in afwachting van een wijziging van de regelgeving, alle instanties die als advies- of vergunningverlener optreden bij vergunningsaanvragen voor concrete projecten die onder het toepassingsgebied van de omzendbrief vallen, het concrete project moeten onderzoeken om te bepalen of de vergunningsaanvrager een milieueffectenrapport moet opmaken. Uit de gegevens van de zaak blijkt niet dat het met het bestreden besluit vergunde project het voorwerp is geweest van een afzonderlijke MER-screening. Dit maakt de beslissing tot verlenen van een milieuvergunning strijdig met de zorgvuldigheidsplicht.


VANDEBROECK Jos en crts / Provincie Vlaams-Brabant en Vlaamse Gewest
R.v.St., 8 januari 2014, 10e K., nr. 225988

Bij de vaststelling van het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan (PRUP) tot afbakening van een kleinstedelijk gebied kunnen de noodzakelijk geachte milderende maatregelen er wel degelijk in worden opgenomen. Temeer nu deze maatregelen in het plan-MER wel degelijk als maatregelen op planniveau worden voorgesteld.


LEMMENS Adriaan, BIESMANS Leon en TRUYEN Lodewijk / Vlaamse Gewest
R.v.St., 6 maart 2014, 7e K., nr. 226613

Een inrichting voor het bewerken van slachtproducten verkrijgt een milieuvergunning. Volgens het BPA zijn 'slachthuizen en vleesafvalver- en bewerkende bedrijven, met uitzondering van verpakken' niet toegestaan in de zone die bestemd is voor ambachtelijke bedrijven. Uit de motieven van het bestreden besluit blijkt dat het gewest het begrip 'vleesafval' interpreteert in het licht van de evolutie die dat begrip heeft ondergaan ten gevolge van bepaalde Europese regelgeving. De Raad van State stelt vast dat deze interpretatie geen aansluiting vindt bij de specifieke doelstelling van de stellers van het toepasselijke BPA. Bijgevolg concludeert de Raad van State dat het drogen van 'slachtproducten voor de productie van petfood' strijdig is met de voorschriften van het BPA.


Stad Oostende / Deputatie van de provincie West-Vlaanderen
R.v.St., 6 februari 2014, 7e K., nr. 226349

Een gemeente verbiedt de exploitatie van een dancing tussen 5 en 8 uur, uit de wens om alle horecazaken hetzelfde muziekstopuur op te leggen. Een eerdere gemeentelijke verordening had namelijk al een verbod opgelegd om muziek te produceren in een horecazaak tussen 5 en 8 uur. De gemeente moet haar beslissing verantwoorden in het licht van de plaatselijke omstandigheden. De verordening kan niet worden beschouwd als een plaatselijke omstandigheid. Dat een verschillend sluitingsuur voor diverse horecazaken leidt tot een verplaatsing van de hinder is een hypothese, die niet concreet op deze inrichting wordt betrokken en die wordt tegengesproken door de vaststelling dat er tot op heden geen klachten of problemen geweest zijn rond de betrokken dancing. De beslissing in beroep die de beslissing van de gemeente hervormde, is dan ook niet nietig.


KIMPEN Gery / Deputatie van de provincie Limburg
R.v.St., 20 februari 2014, 7e K., nr. 226491

De zaak heeft betrekking op de hernieuwing van een milieuvergunning waarmee toelating wordt gegeven om jaarlijks maximaal drie motorcrosswedstrijden te organiseren. In het kader van het verlenen van een milieuvergunning dient de overheid er over te waken dat de hinder tot een aanvaardbaar niveau wordt beperkt. De omwonende zet niet uiteen hoe de deputatie haar discretionaire beoordelingsbevoegdheid kennelijk te buiten is gegaan wanneer zij stelt dat de hinder binnen een aanvaardbaar niveau blijft.


b.v.b.a. MDP Projects / Deputatie van de Provincie Vlaams-Brabant
R.v.St., 6 februari 2014, 7e K., nr. 226347

De beperking van de openingstijden is uitsluitend ingegeven door een verscheidenheid aan perifere hinder die de draagkracht van de onmiddellijke omgeving zou aantasten. Dienaangaande bevat het bestreden besluit enkel een summiere verwijzing naar de 'gegevens in het dossier'. De in aanmerking genomen 'gegevens' worden echter niet nader geconcretiseerd en evenmin blijkt dat ze direct in verband gebracht kunnen worden met de exploitatie van de betrokken dancing. De feitelijke grondslag ontbreekt om een ingrijpend exploitatieverbod te verantwoorden.


Cascina Tre Pini Ss / Ministero dell'Ambiente e della Tutela del Territorio e del Mare en crts
Hof van Justitie EG, 3 april 2014, 2e K., nr. C-301/12

De art. 4, lid 1, 9 en 11 van richtlijn 92/43 van 21.05.1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (de Habitatrichtlijn), moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale regeling die enkel de territoriale collectiviteiten het initiatiefrecht tot het voorstellen van een herziening van de lijst van gebieden van communutair belang (GCB) verleent, zonder te voorzien in een op zijn minst subsidiaire initiatiefbevoegdheid van de Staat in het geval van stilzitten van deze collectiviteiten, mits deze bevoegdheidsverdeling garandeert dat de voorschriften van die richtlijn correct worden toegepast.


Europese Commissie / Koninkrijk Spanje
Hof van Justitie EG, 24 oktober 2013, 5e K., nr. C-151/12

Het Koninkrijk Spanje heeft, door niet alle nodige maatregelen te hebben genomen ter omzetting van richtlijn 2000/60/EG van 23.10.2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid, niet voldaan aan de krachtens deze richtlijn op hem rustende verplichtingen. De verplichtingen betreffen milieudoelstellingen, voor de drinkwateronttrekking gebruikt water, monitoring van de oppervlaktewatertoestand, de grondwatertoestand alsook de beschermde gebieden en gecombineerde aanpak voor puntbronnen en diffuse bronnen.


WATERHOF / Gemeente Lubbeek, Provincie Vlaams-Brabant en Vlaamse Gewest
Brussel, 28 januari 2014, 1e K., R.G. nr 2010AR1066

De eigenaar van een manège vraagt meermaals een milieuvergunning aan, die steeds geweigerd wordt door de gemeente en waartegen het beroep bij de Bestendige Deputatie steeds verworpen wordt. Dit ondanks het feit dat de Raad van State deze weigeringen op zijn beurt telkens vernietigt. Volgens de aanvrager heeft zij schade geleden doordat zij jarenlang de manège niet kon exploiteren door het wederrechtelijk niet-afleveren van de vergunning en het onzorgvuldige optreden van de overheid. Het staat echter niet vast dat zonder de fouten begaan door de Bestendige Deputatie de schade zich niet zou hebben voorgedaan zoals ze zich in concreto heeft voorgedaan. Ze toont namelijk niet aan dat zonder deze fouten zij wel degelijk een vergunning had kunnen bekomen. Ze vroeg immers een vergunning voor een zogenaamde verplaatsing van een bestaand bedrijf dat in realiteit de oprichting inhield van een nieuwe exploitatie.


MB wijz. MB 24.01.2011 tot uitvoering van BVR 17.12.2010 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest, wat betreft de wijziging van de limitatieve technologieënlijst
Min.-President van de Vlaamse regering en Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, PEETERS Kris

Dit besluit past de limitatieve technologieënlijst aan in het MB 24.01.2011 tot uitvoering van het BVR 17.12.2010 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest omdat het, voor de competitiviteit van de ondernemingen in het Vlaamse Gewest in het algemeen, en voor hun ecologische voetafdruk in het bijzonder, noodzakelijk is om te voorzien in adequate steunmaatregelen die steun mogelijk maken voor nieuwe technologieën.

B.S., 22.09.2014,1e uitgave, V.184, (263), 74295+bijlage 74296-74364


Verordening (EU) nr. (...) wijz. (bijlage) verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach)
Europese Commissie

Dit document bevat de lijst van de verordeningen die de bijlagen van de verordening (EG) 1907/2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen wijzigen.

Publ.E.U., 19.08.2014, L244/6-8+bijlage 9


15.07.2014 Omz. nr. 67 - Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) - Over het verkrijgen van steun voor investeringen in de agrovoedingssector: oproep 2014
Min.-President van de Vlaamse regering en Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, PEETERS Kris

Bedrijven die de verwerking en afzet van land- en tuinbouwproducten tot voorwerp hebben, kunnen Europese en/of Vlaamse steun genieten voor hun investeringen. De steunverlening aan investeringen van agrovoedingsbedrijven voor verwerking en afzet wordt georganiseerd via oproepen. Deze omzendbrief regelt de voorwaarden en modaliteiten van de oproep 2014. De oproep is gericht naar de slachthuizen.

B.S., 01.09.2014, V.184, (239), 65229-65231+bijlage 65232-65235


TERRY Nico en FROYEN Els / Vlaamse Gewest
R.v.St., 5 december 2013, 7e K., nr. 225716

Uit de stukken van het administratief dossier en uit de bestreden beslissing blijkt dat uitgebreid werd ingegaan op de naar voren gebrachte geurstudies. Als adviserende instanties hebben de afdeling Milieuvergunningen en de GMVC deze beide studies bekeken en geoordeeld dat het heersende geurklimaat niet als onaanvaardbaar kan worden beschouwd. Uit hun adviezen blijkt dat de betrokken geurstudies degelijk werden beoordeeld en dat de argumenten omtrent deze problematiek vanuit beide invalshoeken werden bestudeerd. Het loutere feit dat de omwonenden in processen-verbaal hebben laten vaststellen dat er sprake was van geurhinder, toont niet aan dat is ingegaan tegen het gezag van het arrest.


n.v. Lasertek Trading / Vlaamse Gewest
R.v.St., 12 december 2013, 12e K., nr. 225784

De aanwezigheid van een grote olievlek is een aanwijzing van mogelijke bodemverontreiniging. Dat de eigenaar toch zonder nader onderzoek de grond heeft gekocht, is geen blijk van zorgvuldig handelen. Het is niet onredelijk om te stellen dat een zorgvuldig handelend persoon niet zonder meer zou zijn overgegaan tot de aankoop van de grond, maar zou hebben onderzocht of er daadwerkelijk verontreiniging was. Het gewest is op een terechte wijze tot de vaststelling kunnen komen dat de eigenaar niet voldeed aan een aantal beoordelingselementen en zulks als doorslaggevend heeft beschouwd om vast te stellen dat zij niet voldoet aan de voorwaarde van art. 23, par. 2, 3°, van het bodemdecreet (hij was niet op de hoogte en behoorde niet op de hoogte te zijn van de bodemverontreiniging op het ogenblik dat hij eigenaar van de grond werd).


BILLERUD Karlsborg AB et BILLERUD Skarblacka AB / Naturvårdsverket
Hof van Justitie EG, 17 oktober 2013, nr. C-203/12

Art. 16, leden 3 en 4, van richtlijn 2003/87/EG van 13.10.2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/61/EG laat niet toe dat de exploitant die uiterlijk 30 april van het lopende jaar de emissierechten voor het kooldioxide-equivalent dat overeenkomt met zijn emissies in het voorgaande jaar niet heeft ingeleverd hoewel hij op die datum over een voldoende aantal emissierechten beschikt, ontkomt aan de daarin vastgestelde geldboete wegens overmatige emissie.


b.v.b.a. Meulders   Zn / Vlaamse Gewest
R.v.St., 7 november 2013, 7e K., nr. 225360

De uitbater van een afvalstoffenverwerkend bedrijf vraagt een milieuvergunning aan voor het veranderen van het bedrijf door toevoeging, wijziging en uitbreiding. Deze vergunning wordt verleend, maar in beroep worden er voorwaarden aan verbonden en wordt de termijn beperkt tot twee jaar op proef. Volgens de aanvrager is dit een schending van het vertrouwensbeginsel. Hij kan zich echter niet nuttig beroepen op de milieuvergunning die de deputatie van de provincie eerder had verleend. Die in eerste aanleg verleende vergunning was immers onzeker omdat er bestuurlijk beroep tegen was ingesteld. Een eerder ministerieel besluit waarbij een aantal voorwaarden werden gekoppeld aan de vergunning, heeft evenmin rechtmatige verwachtingen kunnen wekken, aangezien dit besluit door de Raad van State werd vernietigd en bijgevolge geacht moet worden nooit te hebben bestaan.


P.M. / G.G.
Corr. Gent, 5 november 2013

Op een weiland wordt afval aangetroffen, dat niet wordt verwijderd ondanks herhaalde aanmaningen. Dat sommige zaken door derden zijn achtergelaten, doet geen afbreuk aan de schuld van de eigenaar. Het begrip 'achterlaten van afval' heeft immers een ruime draagwijdte: niet alleen het storten, maar ook het verzuim om het afval te verwijderen. Bepalend is of de eigenaar als 'houder' van de afvalstoffen moet worden beschouwd, dit is de producent van de afvalstoffen of degene die de afvalstoffen in zijn bezit heeft. Het bezit vereist niet dat bij de houder de wil de stoffen onder zijn heerschappij te hebben, aanwezig is. De eigenaar liet hoe dan ook de opslag van afvalstoffen op de betrokken percelen voortbestaan. Hij was gehouden tot beëindiging van de opslag.


Fish Legal en SHIRLEY Emily / Information Commissioner en crts
Hof van Justitie EG, 19 december 2013, nr. C-279/12

Teneinde te bepalen of entiteiten kunnen worden aangemerkt als rechtspersonen die 'openbare bestuursfuncties' naar nationaal recht uitoefenen in de zin van art. 2, punt 2, sub b, van richtlijn 2003/4/EG van 28.01.2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van richtlijn 90/313/EEG van de Raad, moet worden onderzocht of deze entiteiten krachtens het op hen van toepassing zijnde nationale recht beschikken over bevoegdheden die verder gaan dan de bevoegdheden die voortvloeien uit de regels die in de betrekkingen tussen particulieren gelden.


Gemeinde Altrip en crts / Land Rheinland-Pfalz
Hof van Justitie EG, 7 november 2013, 2e K., nr. C-72/12

Richtlijn 2003/35/EG van 26.05.2003 tot voorziening in inspraak van het publiek in de opstelling van bepaalde plannen en programma's betreffende het milieu en, met betrekking tot inspraak van het publiek en toegang tot de rechter, waarbij art. 10bis in richtlijn 85/337 van 27.06.1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten is ingevoegd, bepaalt dat zij uiterlijk op 25.06.2005 moest zijn omgezet. De ter omzetting van dat artikel vastgestelde voorschriften van nationaal recht moeten dus ook gelden voor vergunningsprocedures die vóór 25.06.2005 zijn ingeleid, maar waarbij de vergunning na deze datum is afgegeven.


Jan VAN DEN AUDENAERDE en crts / Vlaamse Gewest en crts
R.v.St., 17 september 2013, 7e K., nr. 224669

De intercommunale verkrijgt een milieuvergunningsaanvraag om de afvalverbrandingsoven verder in bedrijf te houden en te veranderen. De milieuvergunning wordt afhankelijk gesteld van de naleving van twee bijzondere milieuvoorwaarden. De verleende milieuvergunning laat aan de exploitant geen vrijheid inzake de emissie van NOx. Evenmin is er op dit punt sprake van onduidelijke of vage exploitatievoorwaarden die uitsluiten dat er bij miskenning van de geldende milieunormen sanctionerend kan worden opgetreden. In de gegeven omstandigheden bestond er voor de deputatie geen dwingende reden om de gevraagde vergunning slechts op proef te verlenen.


OM / Y.D.W.
Corr. Gent, 29 oktober 2013

De uitbater van een bedrijf verhindert de milieu-inspecteurs de toegang tot het bedrijf door hen niet de nodige middelen, namelijk een haarnetje, schort en aangepast schoeisel ter beschikking te stellen. Het kan niet van de inspecteurs verwacht worden dat zij voor elk te controleren bedrijf een aangepaste kledij hebben. Elk voedingsverwerkend bedrijf moet deze middelen ter beschikking stellen van zijn personeel en van bezoekers. Er is geen enkele reden waarom dit ook niet voor controleurs ter beschikking zou moeten zijn. De exploitanten moeten juist hun medewerking verlenen en de nodige middelen ter beschikking stellen zodat het toezicht kan uitgeoefend worden. De uitbater heeft dat opzettelijk niet gedaan en op die manier de toegang tot het bedrijf verhinderd. Dit is een inbreuk op art. 16.3 DABM.


OM en Vogelbescherming Vlaanderen v.z.w. / M.R.L.
Corr. Gent, 18 juni 2013

Natuurinspecteurs van het Agentschap Natuur en Bos (ANB) vinden samen met de politie in de achtertuin van een particulier een veerklem, met daaraan enkele pluimen en bloed. Vlakbij lag een dode merel, waarvan beide poten gebroken en bebloed waren. Er stond ook een vogelvangstkooi en een vangnetconstructie. In een volière zaten verschillende niet-geringde vogels. De betrokkene heeft zich schuldig gemaakt aan het illegaal vangen, doden en bezit van beschermde vogels (art. 16.6.1 DABM), met gebruik van verboden vangtuigen. De feiten zijn immoreel en onethisch en getuigen van een totaal gebrek aan respect voor dieren. Hij wordt dan ook strafrechtelijk veroordeeld.


VB / OM
Gent, 13 september 2013

Een bedrijf dat als producent van afvalstoffen nagelaten heeft deze op zijn kosten een nuttige toepassing te geven of te verwijderen, werd veroordeeld tot het het inzamelen, vervoeren en verwerken van de afvalstoffen binnen één jaar. Het bedrijf wordt later failliet verklaard. Dit faillissement maakte het navolgen van de opgelegde verplichting niet onmogelijk. De exploitant bewijst ook niet dat het materieel onmogelijk was wegens een gebrek aan financiële middelen. Evenmin toont hij aan dat de veroordeling materieel niet kon worden nageleefd binnen de daartoe vastgestelde termijn. Er is dan ook geen reden om de dwangsom op te heffen of de looptijd ervan op te schorten.


Deutsche Umwelthilfe eV / Bundesrepublik Deutschland
Hof van Justitie EG, 18 juli 2013, nr. C-515/11, 2e K.

De aan de lidstaten geboden mogelijkheid om 'instellingen of organen die optreden in een [...] wetgevende hoedanigheid' niet aan te merken als overheidsinstanties, die gehouden zijn toegang te verlenen tot de milieu-informatie waarover zij beschikken, kan geen betrekking hebben op ministeries wanneer zij voorschriften van lagere rang dan een wet voorbereiden en vaststellen (art. 2, punt 2, tweede alinea, eerste zin, van richtlijn 2003/4/EG).


BAEKELAND Henri en WEGHSTEEN Vincent / Vlaamse Gewest
R.v.St., 6 juni 2013, 10e K., nr. 223754

Bij de definitieve vaststelling van het gewestelijk RUP werd een beperktere invulling aan de woonfunctie gegeven, ten voordele van de bestemming natuurgebied met overdruk grote eenheid natuur. Wat de vereiste van een ruime en voldoende bufferzone ten opzichte van het achtergelegen natuurgebied betreft, kon het gewest er niet mee volstaan in de stedenbouwkundige voorschriften van het gewestelijk RUP te bepalen dat 'er dient voorzien te worden in landschappelijke inpassing en buffering van de woningen ten opzichte van het aangrenzend natuurgebied'. Niet alleen wordt de vereiste van een 'ruime' bufferzone in de voormelde bepaling niet gesteld, bovendien wordt het volledig aan de vergunningverlenende overheid overgelaten om een bufferzone vast te stellen, zodat dit essentieel gegeven niet op rechtszekere wijze in het gewestelijk RUP zelf wordt geregeld.


MB wijz. MB 19.08.2009 tot instelling van een bedrijfstoeslagregeling en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en tot toepassing van de randvoorwaarden voor wat betreft de uitvoering van de gedeelde bevoegdheden met het oog op de inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid, voor de campagne 2014
Vlaams Min. van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, SCHAUVLIEGE Joke

Dit document bevat de lijst van de besluiten die het besluit tot instelling van een bedrijfstoeslagregeling en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers actualiseren en brengt technische aanpassingen aan.
Ter herinnering, overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig de bepalingen van het decreet 28.06.2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid (onder andere door de lokale politie).

B.S., 23.09.2014, V.184, (265), 74628-74629+bijlagen 74630-74636


v.z.w. Natuurpunt voor natuurbeheer en landschapszorg in Vlaanderen / B. b.v.b.a.
Rb. Brugge, 8 juni 2012, 10e K., nr. 11/67/A

De exploitant van een perceel wintertarwe lijdt schade aan zijn gewassen door ganzen. In een nabij gelegen natuurreservaat werden grotere plassen en laagten aangelegd, wardoor het een verhoogde aantrekkingsplaats voor overwinterende ganzen vormde. Natuurpunt (de beheerder van het reservaat) is deels aansprakelijk voor de schade, doordat zij geen tijdelijke voerderplaatsen heeft geïnstalleerd in het natuurreservaat. Dit in combinatie met de voedselschaarste, heeft de ganzen gedwongen om het reservaat te verlaten op zoek naar voedsel op de nabijgelegen akkers. Het aanhouden of het doen/laten voorbestaan van voedselschaarste is een foutief handelen. Natuurpunt diende ervoor te zorgen dat haar residerende wilde vogels zich niet moeten bevoorraden in de onmiddellijke buurt van het reservaat voor voedselbevoorrading bij schaarste in het domein.


n.v. x / Vlaamse Gewest
MHHC, 6 december 2012, MHHC-12/58-VK

Er wordt een monster genomen van het geloosde water van een schrootverwerkingsbedrijf. De concentraties aan PCB's en totaal fosfor overschrijden de milieukwaliteitsnormen ruim. Volgens de uitbater is het monster niet representatief omdat het slechts van een deel van het water is, namelijk water uit de oostelijke KWF-afscheider. Er zijn echter geen elementen voorhanden om te bewijzen dat de concentraties van totaal fosfor en PCB's in het totale effluent beduidend lager zouden zijn geweest. De beslissing om een geldboete op te leggen wegens een milieumisdrijf is dan ook geldig.


MB tot verlenging van de datum voor het inzaaien van een vanggewas ter uitvoering van art. 8, par. 1, vierde lid, van het Mestdecreet 22.12.2006 en ter uitvoering van de derogatie, vermeld in art. 13, par. 5, van het Mestdecreet 22.12.2006
Vlaams Min. van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, SCHAUVLIEGE Joke

Ter uitvoering van art. 9, lid 2, van het BVR 08.07.2011 tot uitvoering van diverse bepalingen van het Mestdecreet, moet in het kalenderjaar 2014 het vanggewas slechts worden ingezaaid vóór 10.09.2014. Ter uitvoering van art. 5, tweede lid, van het BVR 08.07.2011 betreffende de voorwaarden tot het verkrijgen van een derogatie aan de bemestingsnormen als vermeld in art. 13 van het Mestdecreet 22.12.2006, moet in het kalenderjaar 2014 het vanggewas slechts worden ingezaaid vóór 10.09.2014.

B.S., 03.09.2014,2e uitgave, V.184, (243), 70371


D.N. / L.A. en L.A. / M.P. en D.D.
Rb. Kortrijk, 1 december 2009, 3e K., Nr. A.R. 08/1414

Een verkoopscompromis wordt ondertekend onder de opschortende voorwaarde dat een gunstig bodemattest zou worden afgeleverd door OVAM. Het betrokken perceel is echter verontreinigd, waardoor dit niet afgeleverd kan worden. Het verlijden van de notariële akte is het ultieme moment waarop een gunstig bodemattest dient te worden voorgelegd. Aangezien de koper er niet in slaagt een dergelijk bodemattest bij te brengen, is de opschortende voorwaarde uit de verkoopscompromis niet vervuld en houdt de overeenkomst op te bestaan. Gelet op het feit dat er geen overeenkomst meer bestaat, kan de koper ook geen schadevergoeding vorderen, aangezien een misbruik van contractuele rechten niet kan worden toegepast.


Deze mail wordt U gratis aangeboden door de Vereniging van Vlaamse Polders en Wateringen. Indien U deze niet langer meer wenst te ontvangen, stuur dan een mailtje naar: mail@vvpw.be