88502 | 01.06.1995 BVR houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II)
Vlaams min. van Leefmilieu en Huisvesting, DE BATSELIER Norbert

BS 1995-09-29

nvdr: Het BVR 05.12.2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer (VLAREA) wordt op 01.06.2012 opgeheven en vervangen door het BVR 17.02.2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (VLAREMA) (zie doc. nr. 265350).

Dit besluit, VLAREM II, is in eerste instantie een opsomming van technische regels waaraan categorieën van hinderlijke inrichtingen in het algemeen of per sector of voor niet-ingedeelde inrichtingen moeten voldoen.

Vlarem II voorziet in de uitvoering van een 30-tal Europese verordeningen, richtlijnen of beschikkingen. In VLAREM II wordt een onderscheid gemaakt tussen de algemene en sectorale milieuvoorwaarden voor ingedeelde inrichtingen en de milieuvoorwaarden voor niet-ingedeelde inrichtingen. Deze laatste beogen vooral de lozing van afvalwater van particuliere huishoudens in de riolering, de particuliere opslag van minder dan 5000 liter stookolie en het gebruik van verwarmingsinstallaties.

INHOUDSTAFEL

DEEL 1: ALGEMENE BEPALINGEN

  • Hfst. 1.1 Rechtsgrond en definities
  • Hfst. 1.2 Wijzigingsbevoegdheden en het verlenen van afwijkingen
  • Hfst. 1.3 Erkende milieudeskundigen
DEEL 2: MILIEUKWALITEITESNORMEN EN BELEIDSTAKEN TER ZAKE
  • Hfst. 2.1 Algemene bepalingen
  • Hfst. 2.2 Milieukwaliteitsnormen voor geluid en beleidstaken ter zake
  • Hfst. 2.3 Milieukwaliteitsnormenvoor oppervlaktewateren en beleidstaken
  • Hfst. 2.4 Milieukwaliteitsnormen voor bodem en grondwater en beleidstaken
  • Hfst. 2.5 Milieukwaliteitsnormen voor lucht en beleidstaken ter zake
  • Hfst. 2.6 Beleidstaken terzake asbest
DEEL 3: TOEPASSINGSGEBIED EN OVERGANGSBEPALINGEN VOOR DE MILIEUVOORWAARDEN VOOR INGEDEELDE INRICHTINGEN; HET OPLEGGEN VAN BIJZONDERE VERGUNNINGSVOORWAARDEN

DEEL 4:ALGEMENE MILIEUVOORWAARDEN VOOR INGEDEELDE INRICHTINGEN

  • Hfst. 4.1 Algemene voorschriften
  • Hfst. 4.2 Beheersing van oppervlaktewaterverontreiniging
  • Hfst. 4.3 Beheersing van bodem- en grondwaterverontreiniging
  • Hfst. 4.4 Beheersing van luchtverontreiniging
  • Hfst. 4.5 Beheersing van geluidshinder
  • Hfst. 4.6 Beheersing van hinder door licht
  • Hfst. 4.7 Beheersing van asbest.
DEEL 5: SECTORALE MILIEUVOORWAARDEN VOOR INGEDEELDE INRCHTINGEN
  • Hfst. 5.1 Aardolie of aardolieprodukten
  • Hfst. 5.2 Inrichtingen voor de verwerking van afvalstoffen
  • Hfst. 5.51 Biotechnologie
  • Hfst. 5.52 Grondwater
DEEL 6: MILIEUVOORWAARDEN VOOR NIET-INGEDEELDE INRICHTINGEN
  • Hfst. 6.1 Toepassingsgebied
  • Hfst. 6.2 Beheersing van oppervlaktewaterverontreiniging
  • Hfst. 6.3 Beheersing van hinder door licht
  • Hfst. 6.4 Beheersing van asbest
  • Hfst. 6.5 Particuliere stookolietanks van minder dan 5000 liter
  • Hfst. 6.6 Niet-ingedeelde inrichtingen voor de verwarming van gebouwen
DEEL 7:WIJZIGINGS-, OPHEFFINGS- EN SLOTBEPALINGEN BIJLAGEN: 36 in aantal

Dit besluit vervangt dus het door de Raad van State vernietigde Vlarem II. De wijzigingen betreffen voornamelijk de nieuwe indeling, de verruiming tot niet-ingedeelde inrichtingen, inhoudelijke detailaanpassingen, maar ook enkele meer diepgaande veranderingen zoals in verband met: de milieutechnische eenheid, mileukwaliteitsnormen, de wijzigingsbevoegdheiden afwijkingen, het emissiejaarverslag, de nulnorm, lozingen in grondwater, en de inplantingsregels voor dieren en mest.

Ingevolge de beslissing van de Vlaamse regering van 06.09.1995 wordt het op op 01.06.1995 goedgekeurde verslag aan de Vlaamse regering horende bij het onderhavig BVR opnieuw gepubliceerd en ditmaal samen met het advies van de Raad van State van 03.02.1995. Nvdr: Het KB 10.06.1976 houdende maatregelen tot inrichting van wedstrijden, test- en oefenritten met motorvoertuigen werd deels (wat de procedures betreft) opgeheven door Vlarem I (art. 76). Ook wat betreft de inhoudelijke voorwaarden is het niet langer geldig. Het hof van cassatie heeft immers in 1993 beslist dat dat besluit van in den beginne ongeldig was. Het miskent, vermits het niet mede werd voorgedragen door de minister van Verkeerswezen, een wettelijke bevoegdheidsregel (zie doc. nr. 78121). Vandaar dat Vlarem II twee jaar later niet meer de moeite nam om de rest van het KB op te heffen. De inplantingsregels in dat besluit werden ondertussen hernomen in Vlarem II.

   

 link