56303 | 08.04.1993 V. nr. 147 (Vl. R.): Heffing ter bescherming oppervlaktewateren - Factuur en berekeningswijze
Vlaams min. van Leefmilieu en Huisvesting, DE BATSELIER Norbert
DEWINTER Filip

V. en A., Vl. R., 17.05.1993,1992-93, (13), 695-696

De Vlaamse Milieumaatschappij berekent de heffing ter bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging zoals de wet van 26.03.1971 bepaalt in art. 35bis, par. 3 : 'Voor de toepassing van dit decreet wordt als een aan de heffing onderworpen heffingsplichtige beschouwd, elke natuurlijke of rechtspersoon die op enig ogenblik in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar op het grondgebied van het Vlaamse Gewest heeft afgenomen van een openbaar waterdistributienet of op dit grondgebied over een eigen waterwinning heeft beschikt of op dit grondgebied water heeft geloosd, ongeacht de herkomst van het water. Voor de toepassing van dit decreet wordt de persoon waaraan een openbare watervoorzieningsmaatschappij waterverbruik in het Vlaamse Gewest factureert betreffende het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar, onweerlegbaar vermoed heffingsplichtige te zijn ter zake van het aan hem gefactureerde waterverbruik afgenomen van een openbare watervoorzieningsmaatschappij, onverminderd diens verhaal op de werkelijke verbruiker van het water'. Uitsplitsing van het heffingsbiljet volgens de bewoners gebeurt niet. Bovengenoemd artikel vermeldt immers dat de persoon waaraan de openbare watervoorzieningsmaatschappij in het Vlaamse Gewest factureert, onweerlegbaar vermoed wordt de heffingsplichtige te zijn. De heffingsplichtige kan wel een herberekening van zijn heffing aanvragen en dit op grond van art. 35quater, par. 4 dat zegt : 'Voor elke in dit artikel en in categorie 56 van de bijlage I bij deze wet bedoelde heffingsplichtige die niet de werkelijke gebruiker is van het aan hem, in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar, gefactureerd waterverbruik, en voor zover dit waterverbruik afkomstig is van meer dan één wooneenheid, wordt de heffing berekend per wooneenheid overeenkomstig par. 1 van dit artikel bij Qw gelijk is aan het door de openbare watervoorzieningsmaatschappij in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar gefactureerd waterverbruik uitgedrukt in m ͠gedeeld door het aantal wooneenheden. In geval de facturen het waterverbruik niet vermelden wordt door de maatschappij aangenomen dat Qw gelijk is aan het quotiënt van de door de openbare watervoorzieningsmaatschappij in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar totale gefactureerde kosten, exclusief BTW, gedeeld door 40. Dit quotiënt wordt gedeeld door het aantal wooneenheden. De aldus vastgestelde heffing kan in geen geval minder bedragen dan 300 BEF per wooneenheid. Om van deze vermindering te kunnen genieten moet de heffingsplichtige bij aangetekend schrijven aan de Maatschappij melding doen van het aantal wooneenheden waarop de heffing betrekking heeft binnen de 2 maand na ontvangst van het heffingsbiljet'. Wat betreft de misbruiken die er eventueel zouden gebeuren door sommige huiseigenaars, bevindt de controle van de huurder ten opzichte van de de verhuurder in verband met de heffing zich op hetzelfde niveau als elke andere onkostenverrekening zoals voor water, elektriciteit, enzovoort. De huidige vigerende wetgeving houdt een getrapt systeem in. Dit brengt met zich mee dat bij een hoger waterverbruik een hogere coëfficiënt wordt toegepast. Op die wijze wordt het spaarzaam waterverbruik beloond. Anderzijds wordt een groter waterverbruik - en dus een grotere watervervuiling- op basis van het principe de vervuiler betaalt, benaderd. Wat de relatie waterverbruik-gezinsgrootte betreft blijkt uit onder zoek dat het waterverbruik niet lineair stijgt met het aantal gezinsleden, daar een aantal activiteiten slechts ten dele afhankelijk zijn van de gezinsgrootte. Een vast bedrag per kubieke meter waterverbruik houdt een wijziging in van de wetgeving