332596 | 20.12.2019 Programmadecreet bij de begroting 2020 - Omgeving - Dec. 18.07.2003 betr. het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15.06.2018 en dec. 23.12.2011 betr. het duurzaam beheer van materialenkringlopen en afvalstoffen - Milieuheffingen OVAM (art. 8-14)
Min.-President van de Vlaamse Regering en Vlaams Min. van Buitenlandse Zaken, Cultuur, ICT en Facilitair Management, JAMBON Jan *

BS 2019-12-30, V. 189, (289), 119067-119068

De heffingsplicht met betrekking tot grondwaterwinningen kan voortaan ook aan de hand van het pompvermogen bewezen worden (onweerlegbaar vermoeden). In  de heffing waterverontreiniging voor wasserijen (sector 51) wordt de verwijzing naar de opgeheven subsectoren weggelaten. Wat betreft het afval- en materialenbeleid worden de modaliteiten van een aantal heffingen aangepast.

In art. 4.2.1.2.1 van het decreet 18.07.2003 betreffende het integraal waterbeleid wordt voortaan bij de omschrijving van de heffingsplicht verwezen naar de onweerlegbare vermoedens die bij de berekening van de grondwaterheffing kunnen aangewend worden.

In het decreet 23.12.2011 betreffende het duurzaam beheer van materialenkringlopen en afvalstoffen worden de volgende heffingen aangepast:

  • de heffing voor het storten van niet-brandbare, niet-recycleerbare slibresidu’s afkomstig van PST-installaties (Post Shredder Technologie);
  • de verlaagde heffing voor het storten niet-recycleerbare residu’s van selectief ingezameld gipsafval, afkomstig van bedrijven die selectief ingezameld gipsafval verwerken tot grondstof voor de productie van nieuwe gipsproducten;
  • de heffing voor residu’s van de recyclage van papier en karton.

In het decreet 18.07.2003 betreffende het integraal waterbeleid worden de art. 4.2.1.2.1, 4.2.2.1.11 en 4.3.3.5 gewijzigd.

In het decreet 23.12.2011 betreffende het duurzaam beheer van materialenkringlopen en afvalstoffen wordt art. 46 gewijzigd.

 

 link