308277 | 10.02.2017 BVR wijz. van diverse besluiten naar aanleiding van de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning
Vlaams Min. van Omgeving, Natuur en Landbouw, SCHAUVLIEGE Joke *

BS 2017-02-23, (3e uitg.)

Dit besluit wijzigt diverse besluiten voor de toepassing van de omgevingsvergunning. Het gaat enerzijds om een aantal technische rechtzettingen, zoals het aanpassen van verwijzingen naar stedenbouwkundige of milieuvergunning, en anderzijds om enkele inhoudelijke elementen, zoals het uitbreiden van de beslissingsbevoegdheid van de gewestelijke omgevingsambtenaar, de wijziging van adviestermijnen, het invoeren van een regeling voor advies van de hulpverleningszone en een vermindering van dossiers voor de provinciale of gewestelijke omgevingsvergunningscommissie.

Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de volgende richtlijnen:

  • richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging);
  • richtlijn 2011/92/EU betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten;
  • richtlijn 2013/39/EU tot wijziging van richtlijn 2000/60/EG en Richtlijn 2008/105/EG wat betreft prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid;
  • richtlijn 2014/52/EU tot wijziging van richtlijn 2011/92/EU betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten.

De gewestelijke omgevingsambtenaar is bevoegd om een beslissing te nemen over de vergunningsaanvragen, vermeld in art. 15 van het omgevingsvergunningsdecreet van 25.04.2014, waarvoor de Vlaamse Regering in eerste administratieve aanleg bevoegd is, als de aanvragen worden behandeld conform de gewone procedure en het advies van de gewestelijke omgevingsvergunningscommissie in de desbetreffende aanleg niet hoeft te worden gevraagd.

De termijnen waarbinnen advies moet worden uitgebracht worden gewijzigd om rekening te houden met de opmerkingen tijdens het openbaar onderzoek.

Het adviserende schepencollege of de deputatie kan subadvies inwinnen van de bevoegde hulpverleningszone. Tenzij het anders is bepaald in de adviesvraag, wordt het subadvies verleend binnen een vervaltermijn van twintig dagen. De vervaltermijn gaat in op de dag na de ontvangst van de subadviesvraag.

De volgende besluiten worden gewijzigd:

  • BVR 01.06.1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne;
  • VLAREBO-besluit van 14.12.2007;
  • BVR 12.12.2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet 05.04.1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid;
  • VLAREL van 19.11.2010;
  • VLAREMA-besluit van 17.02.2012;
  • BVR 26.04.2013 tot vaststelling van het geactualiseerde monitoringsprogramma van de watertoestand ter uitvoering van art. 67 en 69 van het decreet 18.07.2003 betreffende het integraal waterbeleid;
  • BVR 21.06.2013 betreffende dierlijke bijproducten en afgeleide producten;
  • Titel III van het VLAREM van 16.05.2014;
  • BVR 16.05.2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges;
  • BVR 13.02.2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten in uitvoering van het decreet 25.04.2014 betreffende de omgevingsvergunning;
  • BVR 27.11.2015 tot uitvoering van het decreet 25.04.2014 betreffende de omgevingsvergunning;
  • BVR 11.12.2015 tot wijziging van titel II van het VLAREM van 01.06.1995 en titel III van het VLAREM van 16.05.2014, wat betreft de omzetting van de BBT-conclusies voor de sectoren voor het looien van huiden en vellen, de productie van cement, kalk en magnesiumoxide en de productie van chlooralkali, de productie van pulp, papier en karton en voor het raffineren van aardolie en gas.

Het BVR 06.03.2015 tot bepaling van de gevallen waarin ontvoogde gemeenten geen afschriften of kennisgevingen moeten bezorgen aan het departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed, wordt opgeheven (zie doc. nr. 290197).

Art. 23 van het decreet 18.12.2015 houdende diverse bepalingen inzake omgeving, natuur en landbouw en energie treedt in werking op 23.02.2017 en art. 28 en 29 op 01.01.2018.