258172 | Gemeente Beveren en de provincie Oost-Vlaanderen / Vlaamse Gewest
R.v.St., 18 januari 2011, 10e K., nr. 210479

De gemeente en de provincie vorderen de nietigverklaring van het besluit van de Vlaamse regering houdende de definitieve vaststelling van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. De klagende partijen betwisten dat het plan-MER Sigmaplan kan dienen als plan-MER bij het bestreden GRUP. Op grond van art. 4.1.6, par. 1, DABM was het mogelijk om een plan- MER voor een plan bevattende diverse planonderdelen, gevormd door individuele projecten, te gebruiken voor de ruimtelijke ordeningsinstrumenten die nog nodig zijn voor de realisatie van die verschillende projecten.

Uit art. 8, par. 4, DIWB volgt dat de watertoets in het plan-MER mag worden gedaan. Luidens art. 8, par. 2, tweede lid, wordt de beslissing die de overheid neemt in het kader van par. 1 van hetzelfde artikel gemotiveerd, waarbij in elk geval rekening wordt gehouden met de relevante doelstellingen en de beginselen van het integraal waterbeleid. Uit de samenlezing van beide bepalingen volgt dat de beslissing die de overheid neemt over het plan de eventuele afwezigheid/ontoereikendheid van de watertoets in het plan-MER alsnog - gemotiveerd - kan ondervangen. De naleving van het gestelde in art. 8 DIWB moet aldus blijken uit de eigenlijke waterparagraaf van het vaststellingsbesluit eventueel samengelezen met de stedenbouwkundige voorschriften en de toelichtingsnota die integrerend onderdeel vormen van deze besluitvorming.

De watertoets in de toelichtingsnota is uitvoeriger dan de klagende partijen voorhouden. De omstandigheid dat een studie is uitgevoerd in de project-MER op planniveau is ondervangen door de belangrijkste conclusies ervan op te nemen in de toelichtingsnota.