253896 | 23.12.2010 Dec. houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu en natuur - Oppervlaktedelfstoffendecreet (art. 110, 111 en 112)
Vlaams Min. Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, LIETEN Ingrid
Vlaams Min. van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, SCHAUVLIEGE Joke

BS 2011-02-18, (2e uitg.)

De verplichtingen inzake het realiseren van de eindafwerking van ontgonnen percelen en het stellen van financiƫle zekerheden om de realisatie van die eindafwerking te garanderen (art. 18 van het Oppervlaktedelfstoffendecreet) zijn gekoppeld aan de persoon van de vergunninghouder. Deze verplichtingen blijven voortaan bestaan wanneer de vergunningen die nodig zijn voor de winning van primaire oppervlaktedelfstoffen (in geval van een milieuvergunning en een stedenbouwkundige vergunning) vervallen, ingetrokken of geschorst zijn, of de vergunningstermijn ervan verstreken is.

Onder de huidige bewoordingen van art. 15, par. 1, van het decreet 04.04.2003 betreffende de oppervlaktedelfstoffen krijgt enkel de eigenaar van het perceel waarvoor een ontginningsmachtiging verleend wordt, een jaarlijkse vergoeding. Het eigendomsrecht is als zakelijk recht echter opsplitsbaar in talrijke andere zakelijke rechten (vruchtgebruik, recht van gebruik, erfdienstbaarheden, recht van opstal, recht van erfpacht enzovoort), die als bestanddeel van het alomvattende eigendomsrecht evenzeer recht moeten geven op een jaarlijkse vergoeding. De term 'de eigenaar' wordt dan ook vervangen door de ruimere term 'de eigenaars of houders van zakelijke rechten'.

Art. 27, par. 1, van het bovenvermelde decreet bepaalt in welke gevallen een certificaat van herkomst vereist is. In de regel mogen in ontginningsgebieden alleen primaire oppervlaktedelfstoffen waarvoor een certificaat van herkomst is afgeleverd, ontgonnen worden. Op dit principe voorziet het tweede lid van art. 27, par. 1, echter een uitzondering, waarbij enkele verantwoordelijkheden gelegd worden bij de persoon van de vergunninghouder. Deze regeling blijft voortaan behouden ook wanneer de vergunningen die nodig zijn voor de winning van primaire oppervlaktedelfstoffen (ingeval van een milieuvergunning en een stedenbouwkundige vergunning) vervallen, ingetrokken of geschorst zijn, of de vergunningstermijn ervan verstreken is.