240887 | 05.06.2009 BVR tot aanwijzing van de instanties die over een vergunningsaanvraag advies verlenen
Vlaams Min. van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, VAN MECHELEN Dirk

BS 2009-08-24

Dit besluit wijst de instanties aan die overeenkomstig art. 4.7.16, par. 1, respectievelijk 4.7.26, par. 4, eerste lid, 2°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, om advies worden verzocht inzake vergunningen.

Deze instanties zijn de volgende:

  • de entiteit van het agentschap RO-Vlaanderen, die met de zorg voor het onroerend erfgoed belast is, voor de in het besluit opgesomde aanvragen;
  • de wegbeheerder voor aanvragen met betrekking tot percelen die gelegen zijn op minder dan 30 meter van het domein van autosnelwegen, hoofdwegen of primaire wegen categorie I volgens het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen of langs gewest- of provinciewegen;
  • het departement Landbouw en Visserij voor alle aanvragen die verband houden met landbouw, alsook voor alle aanvragen waarbij toepassing wordt gemaakt van de bepalingen van art. 4.4.6, art. 4.4.10 tot en met 4.4.23, en art. 4.4.26, par. 2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, in gebieden die een agrarische bestemming hebben;
  • in voorkomend geval het polderbestuur voor aanvragen, gelegen op minder dan 5 meter afstand van de kruin van de talud van onbevaarbare waterlopen van derde categorie;
  • de administratie van de provincie ofwel in voorkomend geval het polderbestuur voor aanvragen, gelegen op minder dan 5 meter afstand van de kruin van de talud van onbevaarbare waterlopen van tweede categorie;
  • de Vlaamse Milieumaatschappij voor aanvragen gelegen op minder dan 20 meter afstand van de kruin van de talud van onbevaarbare waterlopen van eerste categorie;
  • NV De Scheepvaart, Waterwegen en Zeekanaal NV, het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust of het Departement Mobiliteit en Openbare Werken, afdeling Maritieme Toegang, telkens binnen hun ambtsgebied, voor aanvragen, gelegen op minder dan 50 meter afstand van de kruin van de talud van bestaande of geplande bevaarbare waterlopen of voor aanvragen, gelegen op minder dan 50 meter afstand van haveninfrastructuur binnen de afgebakende zeehavengebieden;
  • de afdeling Kust van het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust, voor aanvragen met betrekking tot gebieden gelegen zeewaarts van de veiligheidslijn;
  • het agentschap voor Natuur en Bos voor de in het besluit opgesomde aanvragen;
  • de afdeling binnen het departement Leefmilieu, Natuur en Energie die bevoegd is voor natuurlijke rijkdommen voor alle aanvragen gelegen in gebieden die bestemd zijn als ontginningsgebied of een ermee vergelijkbaar gebied;
  • Infrabel voor aanvragen, gelegen op minder dan 20 meter afstand van de vrije rand van bestaande of geplande spoorlijnen;
  • het Departement Mobiliteit en Openbare Werken voor alle aanvragen waarbij een mobiliteitstudie bij de aanvraag gevoegd moet worden;
  • het havenbedrijf, voor alle aanvragen binnen een havengebied waarvan de grenzen zijn vastgesteld overeenkomstig art. 3, par. 1, van het decreet 02.03.1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens.
Het BVR 05.05.2000 betreffende de adviesverlening inzake aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning en verkavelingsaanvragen wordt opgeheven (zie doc. nr. 163854).

nvdr: Het BVR 05.06.2009 tot aanwijzing van de instanties die over een vergunningsaanvraag advies verlenen wordt op 23.02.2017 opgeheven door het Omgevingsvergunningsbesluit (zie doc. nr. 284014).

nvdr: Art. 4.7.16 VCRO is op 23.02.2017 opgeheven door het decreet 25.04.2014 betreffende de omgevingsvergunning [ Omgevingsvergunningsdecreet ] (zie doc. nr. 279624).

 

 link