237961 | C.V.K. / Gemeente Brasschaat
R.v.St., 8 oktober 2008, 10e K., nr. 186917

De gemeente mag bij het nemen van het beslissing in verband met een bouwvergunning sinds de inwerkingtreding van het decreet betreffende het integraal waterbeleid geen vergunning meer afleveren zonder zich ervan te vergewissen dat aan de vereisten van dat decreet voldaan werd.

Het decreet 18.07.2003 betreffende het integraal waterbeleid (DIWB) is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 14.11.2003 en is, bij gebrek aan andersluidende bepaling, in werking getreden op 24.11.2003. De watertoets als instrument van het integraal waterbeleid bij het verlenen van milieu- en bouwvergunningen was bijgevolg op het moment van de bestreden beslissing al operationeel.
Art. 8, par. 5 van het DIWB voorziet weliswaar in de mogelijkheid voor de Vlaamse regering om algemene richtlijnen uit te vaardigen of nadere regels vast te stellen, zowel in verband met de criteria om vast te stellen dat handelingen of activiteiten een schadelijk effect veroorzaken, als in verband met het bepalen van de gepaste voorwaarden om het schadelijk effect te vermijden, te beperken, te herstellen of te compenseren, maar de Vlaamse regering wordt niet verplicht om terzake enig uitvoeringsbesluit te nemen. Ook bij gebreke van een uitvoeringsbesluit zijn de betrokken overheden verplicht om in de in art. 8, par. 1 bedoelde gevallen de watertoets uit te voeren.

De gemeente kon bijgevolg op het ogenblik van het nemen van het bestreden besluit hoe dan ook geen vergunning meer afleveren zonder zich ervan te vergewissen dat aan de vereisten van het DIWB was voldaan. Noch uit de bestreden beslissing, noch uit het administratief dossier blijkt dat de gemeente ooit enige watertoets met betrekking tot de aangevraagde stedenbouwkundige vergunning heeft doorgevoerd.