222112 | Gemeente Beveren / Vlaamse Gewest
R.v.St., 9 januari 2007, 10e K., nr. 166439

Inwoners van een gemeente kunnen zich op art. 194 van het Gemeentedecreet (GD) beroepen om namens de gemeente een vordering in te stellen tegen een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Dit artikel verzet zich niet tegen een optreden van dezelfde gemeente (als tussenkomende partij), ditmaal vertegenwoordigd door haar college van burgemeester en schepenen, om te betwisten wat in haar naam door een aantal inwoners van de gemeente wordt gevorderd.

Uit de art. 193 en 194, eerste lid, GD volgt dat de gemeente in beginsel in rechte vertegenwoordigd wordt door het college van burgemeester en schepenen en dat enkel bij uitzondering, namelijk in geval van stilzitten van het college, een of meer inwoners namens de gemeente kunnen optreden. Er bestaat geen bepaling die aan de gemeente, vertegenwoordigd door haar college, de mogelijkheid ontzegt om te reageren op een vordering die met toepassing van art. 194, eerste lid GD werd ingesteld. Art. 194, derde lid, GD bepaalt weliswaar dat de gemeente over een op die wijze aanhangig gemaakt geding geen dading kan aangaan of er afstand van kan doen zonder instemming van degene die het geding in haar naam heeft gevoerd. Deze bepaling belet niet dat de gemeente aan de rechter vraagt om zich uit te spreken over de ontvankelijkheid en eventueel de gegrondheid van de vordering die in haar naam is gevoerd, in het kader van een procedure waarbij de voor de gemeente optredende inwoners tegenspraak kunnen voeren.

De gemeente steunt haar vordering tot tussenkomt op het door haar gevoerde stedenbouwkundig en planologisch beleid. Ze verklaart op te treden ter verdediging van het bestreden gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan dat invulling geeft aan de verzuchtingen van de gemeente in haar planologisch beleid en tevens garant staat en rechtszekerheid biedt voor het behoud van de drie polderdorpen Kieldrecht, Verrebroek en Kallo.
Ze werpt ten aanzien van de vordering ingesteld names de gemeente door de inwoners een exceptie van onontvankelijkheid op: het ontbreken van een belang.
Ze voert aan dat zij het niet eens is met de invulling die de inwoners, optredend namens de gemeente, aan het belang van de gemeente geven. Het bestreden gewestelijk uitvoeringsplan komt immers volledig tegemoet aan en past volledig binnen het planologisch beleid van de gemeente. De gemeente is immers vragende partij voor de vaststelling van het bedoelde plan.