210486 | 12.05.2006 BVR wijz. BVR 05.10.2001 tot uitvoering van art. 33ter van het dec. 23.01.1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen en tot wijz. BVR 06.02.1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning
Vlaams Min. van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, PEETERS Kris

BS 2006-06-08

In afwachting van het derde Vlaams actieprogramma ter implementatie van de Nitraatrichtlijn 91/676/EEG doen zich op het terrein belangrijke verschuivingen voor van nutriëntenhalten die negatieve effecten hebben op het bestaande onevenwicht tussen mestproductie en nuttige gebruiksmogelijkheden. Hierdoor dreigt de noodzakelijke verbetering van de waterkwaliteit in het gedrang te komen en dit besluit neemt ten aanzien van deze ontwikkeling een bewarende maatregel.

Uit de gegevens van het voortgangsrapport 2005 van de Mestbank en uit de recente vergunningsaanvragen blijkt dat de productie van dierlijke mest vooral stijgt ingevolge samenvoeging en daarna omvormingen van vergunningen van één diersoort naar een andere diersoort in gebieden waar de afzetmogelijkheden van dierlijke mest vrij beperkt zijn en waar de monitoring van grond- en oppervlaktewater een beeld geeft van leefmilieukundig ongewenste nitraatconcentraties.
De verschuivingen tussen de diersoorten kunnen tevens tot het bemoeilijken van de verwerking van mestoverschotten aanleiding geven. Het is daarom aangewezen in afwachting van de goedkeuring van een nieuw mestactieplan uit voorzorg als bewarende maatregel deze risicovolle evolutie te stoppen.

Bijgevolg worden art. 1 en 2 van het BVR 05.10.2001 tot uitvoering van art. 33ter van het decreet 23.01.1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen en tot wijziging van het BVR 06.02.1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, aangevuld met bepalingen betreffende de vergunde mestproductie met betrekking tot rundvee, met betrekking tot varkens en met betrekking tot ander kleinvee.