170614 | De eigendom van onbevaarbare waterlopen binnen Polders en Wateringen
VANCRAEYNEST Dirk

Polders en Wateringen, juni 2001, V.18, (38), 11-13

Dit artikel handelt over de eigendom van onbevaarbare waterlopen binnen polders en wateringen.
Bij de onteigeningsprocedure ten behoeve van de uitbouw van de achterhaven van Zeebrugge, werd de Polder vergoed voor een aantal onbevaarbare waterlopen waarover zij steeds het beheer had gevoerd. De onteigenende overheid beperkte zich evenwel tot de waterlopen (of delen ervan) die op de kadastrale plannen met een dubbele, parallelle lijn waren afgebeeld èn een afzonderlijk perceelnummer droegen. De andere waterlopen werden geacht tot de aanpalende eigendommen te behoren. Het kwam er voor de Polder dus op aan te bewijzen dat alle waterlopen die zij beheerde, en dus als zodanig op de officiële waterlopenkaart waren aangegeven, tot het polderdomein behoorde.
Voor de natuurlijke waterlopen moet eerst worden uitgemaakt of het wel om een natuurlijke waterloop gaat. Vervolgens moet worden nagegaan of de Polder er altijd het onderhoud van op zich heeft genomen.
De auteur gaat over tot de bespreking van de procedures en het arrest gewezen door het Hof van Beroep van Gent op 16.04.1999. Daaruit kunnen de volgende leerstellingen worden geput:

  1. Principe: de verlaten bedding van de onbevaarbare waterlopen waarvan de Polder of de Watering de onderhoudswerken heeft uitgevoerd, behoort in principe in eigendom aan de Polder of de Watering.
  2. Uitzondering: in geval van bewijs van het tegendeel (bijvoorbeeld door de aangelanden)
  3. Een belangrijk bewijsmiddel om het eigendomsrecht te bewijzen is het verpachten van vb. het visrecht of jachtrecht
  4. De kadastrale gegevens vormen géén bewijsmiddel voor het eigendomsrecht, maar kunnen hoogstens tot een vermoeden van eigendom leiden. Omgekeerd kan het ontbreken van kadastrale inlichtingen, dat normaal zou leiden tot een vermoeden van niet-eigendom voor de Polder of de Watering, niet worden opgevat als een bewijs van niet-eigendom voor de Polder of de Watering. Zo zou de aanduiding van een waterloop met één enkele lijn op het kadastrale plan niet automatisch impliceren dat de waterloop in de aanpalende eigendommen besloten ligt.
  5. De wet betreffende de onbevaarbare waterlopen van 28.12.1967 is, wat de eigendom van de waterlopen betreft, niet van toepassing binnen Polders en Wateringen, behalve wat betreft de onbevaarbare waterlopen van de 1° categorie, waaromtrent een vermoeden van eigendom geldt ten aanzien van het Vlaamse Gewest. Dit houdt onder meer in dat, aangezien Polders en Wateringen, niettegenstaande zij de terugbetaling kunnen vorderen van de provincie en de gemeente voor de onderhoudswerken aan respectievelijk de waterlopen 2° en 3° categorie, de wettelijke beheerders zijn van die waterlopen, zij ook de eigenaars ervan zijn.
  6. In correlatie met de wet betreffende de onbevaarbare waterlopen van 28.12.1967 impliceert dit arrest ook dat de Polder of de Watering zelfs eigenaar kan zijn van de onbevaarbare waterlopen 1° categorie binnen hun omschrijving, indien zij bijvoorbeeld het visrecht (of het jachtrecht) op die waterlopen verpachten. Voor de waterlopen 1° categorie geldt immers slechts een vermoeden van eigendom ten voordele van het Vlaamse Gewest, hetwelk door tegenbewijs kan worden tenietgedaan.