161748 | 06.10.1999 V. nr. 9 (Vl. P): Afvalwaterheffing - Vermindering voor gehandicapten
CEYSENS Patricia
Vlaams Min. van Leefmilieu en Landbouw, DUA Vera

V. en A., Vl.P, 03.12.1999,1999-2000, (4), 186-187

Overeenkomstig de wet van 26.03.1971, zoals gewijzigd bij decreet van 20.12.1996 en 18.05.1999, art. 35ter, par. 5, kan elke heffingsplichtige die de inkomstvervangende tegemoetkoming voor gehandicapten geniet, vrijstelling krijgen van de plicht tot betalen van de afvalwaterheffing. De heffingsplechtige is diegene op wiens naam de drinkwatermaatschappij factureerde in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar. Art. 35ter, par. 6 van bovenvermelde wet bepaalt dat personen die de inkomensvervangende tegemoetkoming genieten, maar niet de heffingsplichtige zijn omdat zij gedomicilieerd zijn in een gebouw met meerdere wooneenheden ( een appartementsgebouw, een instelling, ...) vrijstelling kunnen krijgen van hun deel van de afvalwaterheffing. Indien de psychiatrische patiƫnten waarvan sprake in de vraag gedomicilieerd zijn in het kader van initiatieven van beschut wonen waar de heffing krijgen. Hiertoedienen zij binnen twaalf maanden na de verzendingsdatum van de Vlaamse mileumaatschapij (VVM) te bezorgen. Overeenkomstig het decreet houdende diverse bepalingen naar aanleiding van de begroting 1999 van 18.05.1999 (BS 30.09.1999), kunnen heffingsplichtigen met een gezinslid gedomicilieerd op hetzelfde adres voor wie conform art. 487bis-octies Burg.W de verlengde minderjarigheid werd uitgesproken en die de inkomensvervangende tegemoetkoming voor gehandicapten geniet volgens de wet 27.02.1987, gewijzigd bij de wet van 22.12.1989 en bij de wet van 30.12.1992, reeds vrijstelling krijgen.