13542 | 07.12.1990 V. nr. 48 (Vl. R.): Giftigheid slib - Probleem bewijslast
Gemeenschapsmin. van Leefmilieu, Natuurbehoud en Landinrichting, KELCHTERMANS Theo
VAN DIENDEREN Hugo

V. en A., Vl.R., 18.02.1991,1990-91, (8), 379-380; De Gem., mei 1991, V.66, (432), 259

Het is nog niet mogelijk precieze richtlijnen te geven aan de provincies en de gemeenten, respectievelijk voor de ruimingsprodukten van de onbevaarbare waterlopen van de tweede en de derde categorie, vooraleer de vervuilingsgraad ervan kan worden genormeerd. Het is nu echter reeds zo dat in verschillende provincies wel degelijk chemische analyses naar de samenstelling van de ruimingsprodukten worden gedaan, doch dat ook die analyses wegens het ontbreken van een normering tot geen duidelijke uitspraak over de vervuilingsgraad konden leiden. Bovendien is het zo dat de ruimingsprodukten zodra ze schadelijk zijn, overeenkomstig art. 4 van het decreet van 21.04.1983 houdende de ruiming van onbevaarbare waterlopen naargelang het geval, op kosten van het Gewest, de provincie of de gemeente, onverwijld worden verwijderd. Deze kosten kunnen aanzienlijk zijn, doch het Gewest, de provincie of de gemeenten zijn omzeggens nooit producent van de eigenlijke vervuiling. Art. 8 van wet 28.12.1967 betr. onbevaarbare waterlopen laat echter niet toe de verzwaring van de onderhouds- kosten, omwille van de bevuiling van de onderwaterbodem ten laste te leggen van de bevuiler van een waterloop. De voornoemde wet zal dus ook in die zin dienen te worden aangepast. Er wordt terzake een voorstel voorbereid in uitvoering van het afvalstoffenplan 1991-1995.