135370 | n.v. V.-M. / V.M.M.
Gent, 12 februari 1998, 11e K.

T.Milieurecht, juli 1998, V.7, (3), 169-171

Uit art. 35quinquies, par. 1, in fine, van de oppervlaktewaterenwet van 26.03.1971 blijkt dat, opdat van lozen van koelwater kan worden gesproken en verrekend, aan dire voorwaarden moet worden voldaan. Het moet gaan om thermisch belast water, dat wordt geloosd en waarvoor een lozings- of milieuvergunning voorhanden is. Dit houdt in dat, wanneer er meer koelwater wordt geloosd dan het vergunde, dit moet worden aanzien als industrieel afvalwater en dit op basis van de algemene heffingsregels moet worden belast, nu het lozen op zich een belastbaar feit is.
Er is wel degelijk een wettelijke basis om niet-vergund koelwater te belasten als afvalwater. Het lozen van niet-vergund koelwater werd niet uitgesloten en het is dus geenszins de bedoeling geweest om het onvergund gedeelte koelwater vrij te stellen van belasting, nu vaststaat dat koelwaterlozing verontreiniging is.
De vuilvracht van het niet-vergund koelwater kan niet berekend worden op basis van de formule van koelwater. De berekening moet gebeuren als vuilvracht van afvalwater op basis van omzettingscoëfficiënten nu te dezen geen meet- en bemonsteringsresultaten aanwezig zijn van het bedoeld koelwater.

 link