318683 | 08.02.2018 MB wijz. MB 13.07.2015 houdende uitvoering van het BVR 24.10.2014 tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, wat betreft de specifieke regels voor vergroening binnen de rechtstreekse betalingen
Vlaams Min. van Omgeving, Natuur en Landbouw, SCHAUVLIEGE Joke *

BS 2018-02-16

Dit besluit wijzigt de specifieke regels voor vergroening binnen de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

Dit besluit verwijst naar hoofdstuk 3, afdeling 1, onderafdeling 3, van het BVR 24.10.2014 voor de subsidievoorwaarden waaraan de landschapselementen die als ecologisch aandachtsgebied worden beschouwd moeten voldoen.

Ter uitvoering van art. 38, par. 2, zevende lid, 2°, van het BVR 24.10.2014 hebben bufferstroken en akkerranden een minimumbreedte van één meter. Als de bufferstroken of akkerranden kunnen worden onderscheiden van de aangrenzende teelt, mogen ze worden begraasd of gemaaid.

Een subsidiabele strook langs een bosrand waarop landbouwproductie plaatsvindt, is minimum één meter breed.

Naargelang de landbouwstreek moeten voor de arealen met vanggewassen of groenbedekkers die zijn aangelegd door de inzaai van een mengsel van gewassoorten de volgende minimale aanhoudingsperiodes nageleefd worden:

  • in de landbouwstreek de Polders en Duinen: van 20 augustus tot en met 15 oktober;
  • in de landbouwstreek de Leemstreek: van 1 oktober tot en met 30 november;
  • in de andere landbouwstreken dan de landbouwstreken, vermeld in punt 1° en 2° : van 1 november tot en met 31 januari van het volgende jaar.

Art. 8, 9, 10, 12 en 14 van het MB 13.07.2015 houdende uitvoering van het BVR 24.10.2014 tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid worden gewijzigd.