28995 | 27.03.1985 BVE houdende reglementering van de handelingen die het grondwater kunnen verontreinigen

Gemeenschapsmin. van Leefmilieu, Waterbeleid en Onderwijs,LENSSENS J.

B.S., 20.07.1985, V.155, (139), 10746-10747

Dit besluit, genomen in uitvoering van art. 3, par. 1, 1° van het decreet van 24.01.1984 inzake het grondwaterbeheer verbiedt enerzijds het direct of indirect lozen van bepaalde stoffen, het deponeren of opslaan op of in de boden van stoffen die het grondwater kunnen verontreinigen. De verontreinigende stoffen worden onderverdeeld in 2 lijsten opgenomen in bijlage. Het direct of indirect lozen van stoffen van lijst I is verboden (art. 3) een voorafgaande vergunning is nodig voor het direct of indirect lozen van stoffen van lijst II, het deponeren of opslaan op of in de boden van stoffen van lijst I of II. De vergunning wordt verleend door het college van burgemeester en schepenen, na voorafgaand advies te hebben ingewonnen van de provinciale directeur van de administratie voor ruimtelijke ordening en leefmilieu of bij lozing in grens- of gewest overschrijdend grondwater mits akkoord van de ambtenaar van de administratie voor ruimtelijke ordening. Art. 4, par. 1 verklaart de bepalingen van titel I van het algemeen reglement op de arbeidsbescherming (goedgekeurd bij regentsbesluit van 11.02.1946) die gelden voor de inrichtingen van klasse II, waarvoor het schepencollege de vergunningverlenende overheid is.