272014 | 19.11.2012 V. nr. 110 (Vl. P.): Agrarische biogasinstallaties - Controles
REEKMANS Peter
Vlaams Min. van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, SCHAUVLIEGE Joke

Websitebulletin Vragen en Antwoorden Vlaams Parlement - Zitting 2012-2013|www.vlaamsparlement.be

In het milieu-inspectieplan van de afdeling Milieu-inspectie (MI) wordt jaarlijks een actie opgenomen om de naleving van de wetgeving aangaande dierlijke bijproducten te controleren. Deze actie houdt onder meer het toezicht in op biogasinstallaties maar ook op leveranciers van het materiaal van dierlijke oorsprong dat in dergelijke inrichtingen wordt gebruikt. Parallel hiermee voert MI sinds 2008 specifieke controles uit bij verwerkers van organisch-biologische afvalstoffen en mestvergisters. Door deze controles wil MI voorkomen dat schadelijke of potentieel schadelijke afvalstromen mee worden verwerkt tot organische bodemverbeteraars.

Vaststellingen tijdens controles bij leveranciers hebben voornamelijk betrekking op het verhandelen van dierlijke afvalstoffen zonder daarvoor over de nodige erkenningen te beschikken, of het gebruik van foutieve transportdocumenten. In de meeste gevallen werden geen vaststellingen gedaan die ontegensprekelijk wijzen op het vervalsen van documenten. De voorbije 2 jaar was een aantal vaststellingen een aanzet tot een doorgedreven controle. Indien aangewezen wordt nauw overlegd met andere bevoegde overheden zoals OVAM, VLM en de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.

MI voert ook controles uit bij exploitanten van biogasinstallaties. Bij controles op de inputstromen gaat de toezichthouder na of de betreffende afvalstoffen mogen worden aanvaard volgens de milieuvergunning, de erkenning in het kader van Verordening (EG) Nr. 1069/2009, het VLACO-certificaat en de voorwaarden voor gebruik als secundaire grondstof. Verdachte stromen worden stroomopwaarts gecontroleerd bij de producenten. Aan de uitvoerzijde wordt nagegaan of het eindproduct voldoet aan alle toepasselijke Vlarema-bepalingen.

Art. 4.1.3.4, par. 1. van titel II van het Vlarem verplicht in het geval van incidenten dat de exploitant onmiddellijk melding doet van elk voorval en van de (overwogen) maatregelen in geval van ernstige hinder of schade, of dreigend gevaar hiertoe voor de omgeving, of een vloeistoflek dat aanleiding heeft gegeven tot bodemverontreiniging of tot verspreiding in de riolering, de oppervlaktewateren, de grondwaters of naburige eigendommen.