267243 | SPRANGHERS Linda / Stad Zottegem en Vlaamse Gewest
R.v.St., 12 september 2011, 10e K., nr. 215075

De litigieuze bouwaanvraag is een stadsontwikkelingsproject in de zin van het BVR 10.12.2004, maar heeft geen verkeersgenererende werking met pieken van 1000 of meer personenautoequivalenten per tijdsblok van 2 uur. De aanvraag is bijgevolg niet onderworpen aan milieueffectrapportage in tegenstelling tot wat een omwonende beweerde.

Een beslissing waarbij een stedenbouwkundige vergunning wordt verleend moet een formele motivering bevatten waaruit blijkt dat de in art. 8, par. 1, van het decreet 18.07.2003 betreffende het integraal waterbeleid (DIWB) DIWB bedoelde watertoets is uitgevoerd. Uit die motivering moet meer bepaald blijken, hetzij dat uit de werken waarvoor de vergunning wordt verleend geen schadelijke effecten kunnen ontstaan, hetzij dat zulke effecten wel kunnen ontstaan, maar dat die door het opleggen van gepaste voorwaarden zoveel mogelijk worden beperkt of hersteld. De vergunningverlenende overheid heeft onder meer rekening gehouden met de conclusies en aanbevelingen van een studie van het laboratorium voor toegepaste geologie en hydrogeologie van de universiteit van Gent, waarin het mogelijke probleem van wateroverlast naar aanleiding van het te vergunnen project ten aanzien van onder meer de eigendom van de klagende partij werd onderzocht. Dat het college van burgemeester en schepenen van de stad er klaarblijkelijk vanuit is gegaan dat het haar niet toe kwam die door een deskundige opgestelde nota in vraag te stellen impliceert op zich nog niet dat de bezwaren van de buur gewoon ter zijde werden geschoven. Er kan niet worden ingezien waarom een overheid zich ter weerlegging van een bezwaar niet zou mogen aansluiten bij de bevindingen verwoord in een deskundig verslag.

Art. 104 van het decreet 18.05.1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening (DRO) luidde ten tijde van het nemen van het bestreden besluit als volgt: 'De Vlaamse regering kan werken, handelingen en wijzigingen waarvoor een verkavelingsvergunning of stedenbouwkundige vergunning vereist is, onderwerpen aan milieu-effectrapportering.'

Conform de bijlage II, 10, b), van het BVR 10.12.2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, zijn aan dergelijke rapportering onderworpen: '10 INFRASTRUCTUURPROJECTEN (...) b) Stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen: - met betrekking tot de bouw van 1000 of meer woongelegenheden; of - met een bruto vloeroppervlakte van 5000m² handelsruimte of meer; of - met een verkeersgenererende werking van pieken van 1000 of meer personenauto-equivalenten per tijdsblok van 2 uur.'

De buurman maakt dan ook niet aannemelijk dat het vergunde project een verkeersgenererende werking van pieken van 1000 of meer personenauto-equivalenten per tijdsblok van 2 uur met zich mee kan brengen.