253899 | 23.12.2010 Dec. houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu en natuur - Decreet betr. het integraal waterbeleid (art. 113, 114, 115, 116, 117, 118, 119, 120, 121, 122, 123 en 124)
Vlaams Min. Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, LIETEN Ingrid
Vlaams Min. van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, SCHAUVLIEGE Joke

BS 2011-02-18, (2e uitg.)

De wijzigingen zetten de richtlijn 2008/105/EG inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid en de kaderrichtlijn Water 2000/60/EG om.

Het Decreet Integraal Waterbeleid voorziet in de mogelijkheid om mengzones aan te duiden rond lozingspunten. In deze mengzones mogen de concentraties van prioritaire stoffen en van de door de Vlaamse Regering aangewezen verontreinigende stoffen de desbetreffende milieudoelstellingen overschrijden, onder bepaalde voorwaarden.
Wanneer mengzones worden aangeduid, dan moeten daarover in het betrokken stroomgebiedsbeheerplan bepaalde gegevens worden opgenomen, zodat punt 3.1 van bijlage I van het Decreet Integraal Waterbeleid werd aangevuld.

Het decreet bepaalt in welke omstandigheden de Vlaamse Regering in afwijking op de het eerste lid van art. 58 van het Decreet Integraal Waterbeleid geen aanvullende maatregelen moet nemen wanneer blijkt dat de milieudoelstellingen voor waterlichamen vermoedelijk niet zullen worden bereikt ten gevolge van een verontreiniging die afkomstig is van een buurland.
De analyse van de langetermijntendensen kan ertoe leiden dat maatregelen moeten worden genomen om significante toenames van prioritaire stoffen tegen te gaan, aldus art. 3, punt 3, eerste lid, van richtlijn 2008/105/EG. Dit vereist een aanpassing van de inhoud van het maatregelenprogramma.

Bij de omzetting van de richtlijn 2000/60/EG van 23.10.2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (kaderrichtlijn Water) werd de definitie van 'watergebruik' in art. 2.39 van die richtlijn niet als dusdanig omgezet in het Decreet Integraal Waterbeleid (DIWB).

Bij de omzetting van art. 4 van de kaderrichtlijn water in het DIWB werd niet uitdrukkelijk voorzien dat in het stroomgebiedbeheerplan moet worden opgenomen waarom bepaalde oppervlaktewaterlichamen aangemerkt worden als kunstmatig of sterk veranderd, waardoor er andere milieudoelstellingen voor gelden.