226585 | 21.12.2007 Dec. tot aanvulling van het decreet 05.04.1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel XVI 'Toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen' [ Milieuhandhavingsdecreet ]
Vlaams Min. van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, CREVITS Hilde

BS 2008-02-29, (1e uitg.)

De huidige versnipperde en verouderde milieuhandhavingswetgeving wordt vervangen door een eenvormige en geactualiseerde regelgeving. Naast milieumisdrijven, die in aanmerking komen voor een strafrechtelijke sanctionering, voorziet dit decreet in de mogelijkheid om een hele reeks van ongewenste gedragingen als milieu-inbreuk te catalogeren.

nvdr: Het decreet 02.07.1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen (Afvalstoffendecreet) wordt op 01.06.2012 opgeheven en vervangen door het decreet 23.12.2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (Materialendecreet) (zie doc. nr. 260990). Opgelet: de sectorale uitvoeringsplannen op basis van het Afvalstoffendecreet behouden hun geldigheid. De beroepen die voor de inwerkingtreding van dit decreet overeenkomstig art. 50, par. 15, van het Afvalstoffendecreet tegen een ambtelijke aanslag of navordering werden ingesteld, zullen verder worden behandeld overeenkomstig de procedure voorzien in het afvalstoffendecreet.

Kenmerkend aan deze milieu-inbreuken is dat de gedragingen die als dusdanig kunnen worden aangemerkt, uitsluitend zullen kunnen bestraft worden door middel van exclusieve bestuurlijke geldboeten. In de procedure die hiertoe moet leiden, zijn twee belangrijke filters ingebouwd: ten eerste moet niet voor elke vastgestelde milieu-inbreuk automatisch een verslag van vaststelling worden opgesteld. Bij de vaststelling van een milieu-inbreuk kunnen toezichthouders een verslag van vaststelling opmaken. Zij hoeven dat niet automatisch te doen, evengoed kunnen zij een geconstateerde milieu-inbreuk afhandelen via aanmaningen. En ten tweede is het aan de gewestelijke entiteit, die de exclusieve bestuurlijke geldboete moet opleggen, om uit te maken of ze dit al dan niet zal doen. Overeenkomstig art. 16.4.41, par. 1, kan de gewestelijke entiteit namelijk bij ontvangst van een verslag van vaststelling de procedure opstarten die moet leiden tot een exclusieve bestuurlijke geldboete. In functie van de ernst van, de frequentie waarmee en de omstandigheden waarin een milieu-inbreuk door de betrokkene wordt begaan, kan de gewestelijke entiteit dus zelf oordelen of ze een concrete inbreuk al dan niet wil sanctioneren met een exclusieve bestuurlijke geldboete. Deze twee filters zullen op zich reeds voldoende zijn om niet elke milieu-inbreuk automatisch te gaan bestraffen door middel van een exclusieve bestuurlijke geldboete.

Vanaf 29.02.2008 kunnen de gemeenten voor kleine vormen van openbare overlast (in het kader van de toepassing van het afvalstoffendecreet) gemeentelijke administratieve sancties (GAS) bepalen overeenkomstig art. 119bis NGW. Wanneer de gemeente geen gemeentelijke sancties heeft bebaald, worden in die gemeente deze kleine vormen van openbare overlast gestraft met een geldboete van maximum 45,45 EUR (wijziging art. 56 afvalstoffendecreet).

Een titel XVI 'Toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen' wordt in het decreet 05.04.1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid toegvoegd.

Deze titel bevat de volgende punten:

  • Hfst. I: Toepassingsgebied en definities;
  • Hfst. II: Beleid en organisatie:
    • Afd. I: Milieuhandhavingsbeleid: De Vlaamse Regering is belast met de coördinatie en de inhoudelijke invulling van het milieuhandhavingsbeleid. Jaarlijks stelt de Vlaamse Hoge Raad voor de Milieuhandhaving een milieuhandhavingsprogramma op. Het milieuhandhavingsprogramma bepaalt voor het komende kalenderjaar de handhavingsprioriteiten van de gewestelijke overheden die belast zijn met de handhaving van het milieurecht. Het milieuhandhavingsprogramma kan eveneens aanbevelingen bevatten inzake de handhaving van het milieurecht op provinciaal en gemeentelijk niveau, alsook inzake de samenwerking met en tussen deze beleidsniveaus.
    • Afd. II: Vlaamse Hoge Raad voor de Milieuhandhaving: De Vlaamse Hoge Raad voor de Milieuhandhaving (die onder meer een lid op voordracht van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten bevat) stelt de krachtlijnen en de prioriteiten van het beleid inzake de handhaving van het milieurecht voor. Hij doet dat op eigen initiatief of op verzoek van het Vlaams Parlement of de Vlaamse Regering.
  • Hfst. III: Toezicht: De gemeentelijke toezichthouders kunnen toezicht uitoefenen in de eigen gemeente, in een aangrenzende gemeente of in de andere gemeenten van de intergemeentelijke vereniging of politiezone waarvan de eigen gemeente deel uitmaakt, mits zij hiervoor toestemming hebben gekregen van die andere gemeenten. De toezichthouders van de intergemeentelijke verenigingen kunnen enkel toezicht uitoefenen in de gemeenten die behoren tot de intergemeentelijke vereniging. De toezichthouders van de politiezones kunnen enkel toezicht uitoefenen in de gemeenten die behoren tot de politiezone.
    • Afd. I: Toezichthouders;
    • Afd. II: Toezichtopdrachten;
    • Afd. III: Toezichtrechten;
    • Afd. IV: Voorkoming en vaststelling van milieu-inbreuken en milieumisdrijven.
  • Hfst. IV: Bestuurlijke handhaving: Bestuurlijke handhaving kan de vorm aannemen van bestuurlijke maatregelen of van bestuurlijke geldboeten. Samen met een bestuurlijke geldboete kan een bestuurlijke ontneming van het wederrechtelijk verkregen vermogensvoordeel worden opgelegd.
    • Afd. I: Algemene bepalingen;
    • Afd. II: Bestuurlijke maatregelen;
    • Afd. III: Bestuurlijke geldboeten.
  • Hfst. V: Inning en invordering van verschuldigde bedragen;
  • Hfst. VI: Strafrechtelijke handhaving;
  • Hfst. VII: Veiligheidsmaatregelen: Veiligheidsmaatregelen zijn maatregelen waarbij de personen, vermeld in artikel 16.4.6, alle handelingen kunnen stellen of opleggen die zij onder de gegeven omstandigheden nodig achten om een aanzienlijk risico voor mens of milieu uit te schakelen, tot een aanvaardbaar niveau in te perken of te stabiliseren. De burgemeester en de provinciegouverneur kunnen de veiligheidsmaatregelen ambtshalve nemen of op verzoek van een toezichthouder.
    • Afd. I: Basisbepalingen;
    • Afd. II: Procedure voor het nemen van veiligheidsmaatregelen ten aanzien van personen, verantwoordelijk voor het aanzienlijke risico;
    • Afd. III: Opheffing van veiligheidsmaatregelen.
De volgende wetgevingen worden gewijzigd:
  • De wet 28.12.1964 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging: 5, 6 en 10;
  • De wet 26.03.1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging: 32sexies en 41;
  • De wet 18.07.1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder: 9, 10 en 14. Art. 10 wordt opgeheven.
  • De wet 10.01.1977 houdende regeling van de schadeloosstelling voor schade veroorzaakt door het winnen en het pompen van groundwater: art. 15.
  • Het decreet 02.07.1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen: art. 37, 54, 55 en 55. Art. 58 tot 61 worden opgeheven.
  • Het decreet 24.01.1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer: art. 11 en 29. Art. 12 en 13 worden opgehven.
  • Het dereet 28.06.1985 betreffende de milieuvergunning: art. 29 en 39. Art. 31 tot 35 worden opgeheven.
  • Het decreet 22.02.1995 betreffende de bodemsanering: art. 21, 45, 46, 47quinquies en 50.

nvdr: Het decreet 22.02.1995 betreffende de bodemsanering wordt op 01.06.2008 opgeheven door het decreet 20.10.2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (zie doc. nr. 216113 en nr. 228017).

 

 link