223614 | 21.12.2007 Dec. houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2008 - Leefmilieu - Oppervlaktewateren (art. 22-30)
Min.-President van de Vlaamse regering en Vlaamse Min. van Institutionele Hervormingen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, PEETERS Kris
et al.

BS 2007-12-31, (1e uitg.)

Heffingsplichtigen die een bepaalde sociale tegemoetkoming genieten worden vrijgesteld van heffing voor wat het waterverbruik op hun domicilieadres betreft. Kleinverbruikers die volgens het Rijksregister behoren tot hetzelfde gezin en die in een ééngezinswoning wonen, hebben nu ook recht op vrijstelling van heffing indien de heffingsplichtige of een gedomicilieerd gezinslid van één van de desbetreffende rechten geniet op 1 januari van het heffingsjaar of op het tijdstip van overlijden.

Art. 22:

Zoneringsplannen geven per gemeente aan in welke gebieden het afvalwater collectief gesaneerd wordt of zal worden en in welke gebieden de woongelegenheden uitgerust moeten worden met een individuele waterzuiveringsinstallatie. Een onderscheid wordt gemaakt tussen het centrale en het buitengebied. Het centrale gebied is reeds voorzien van collectieve infrastructuur. Het buitengebied wordt opgedeeld in het collectief geoptimaliseerd gebied, het collectief te optimaliseren gebied en het individueel te optimaliseren gebied. Dit artikel brengt de heffingsregeling in overeenstemming met deze opdeling. Voor woongelegenheden die niet in het centrale of het collectief geoptimaliseerd gebied gelegen zijn is het tarief 'oppervlaktewater' van toepassing.
Art. 35ter van de wet 26.03.1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging wordt gewijzigd.

Art. 23:

Dit artikel trekt het eenheidstarief voor de berekening van de heffing vanaf het heffingsjaar 2008 op voor personen die niet lozen in oppervlaktewater. Art. 35ter van de wet 26.03.1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging wordt gewijzigd.

Art. 24:

Dit artikel vervangt de bestaande par. 5 van art. 35ter zodat kleinverbruikers die volgens het Rijksregister behoren tot hetzelfde gezin en die in een ééngezinswoning wonen, recht hebben op vrijstelling van heffing indien de heffingsplichtige of een gedomicilieerd gezinslid van één van de opgesomde rechten geniet op 1 januari van het heffingsjaar of op het tijdstip van overlijden.
Personen die verblijven in een rust-, verpleging- of andere instelling en personen die samenwonen in een religieuze en/of filosofische gemeenschap worden niet beschouwd als zijnde deel uitmakend van eenzelfde gezin. Deze personen vallen onder de compensatieregeling die wordt voorzien in art. 26 en art. 43 van dit programmadecreet.
De vrijstelling wordt enkel toegekend voor de heffing die betrekking heeft op de plaats waar de heffingsplichtige of het gezinslid gedomicilieerd is.

Art. 25:

Om te voorkomen dat heffingsplichtigen en hun gezinsleden, die in een gebouw wonen met slechts één watermeter waar tevens minstens één gezin gedomicilieerd is dat geen deel uitmaakt van het gezin van de heffingsplichtige, worden vrijgesteld voor het totale waterverbruik van het gebouw, sluit de nieuwe par. 5bis deze heffingsplichtigen en hun gezinsleden uit van de vrijstellingsregeling zoals voorzien in art. 35ter, par. 5. Deze heffingsplichtigen en in voorkomend geval de gezinnen die op ditzelfde adres wonen en die genieten van een van de sociale tegemoetkomingen kunnen wel aanspraak maken op een compensatie in hun aandeel van de heffing zoals omschreven in art. 26 van dit programmadecreet.

Art. 26:

In art. 35ter wordt de bestaande par. 6 vervangen door een nieuwe waarbij de vrijstellingsregeling vervangen wordt door een compensatieregeling. De grootverbruikers en de in art. 35ter, par. 5bis, bedoelde kleinverbruikers kunnen onder bepaalde voorwaarden een 'forfaitaire' compensatie ontvangen voor hun aandeel in de heffing of dat van hun gezin. Art. 27:

Art. 35ter, par. 7, wordt vervangen door een nieuwe paragraaf. Het betreft de vrijstelling van heffing voor de heffingsplichtigen die hun huishoudelijk afvalwater afkomstig van hun woongelegenheid zelf zuiveren. In de huidige regeling worden enkel de private waterzuiveringsinstallaties in eigen of gemeenschappelijk beheer in beschouwing genomen voor de vrijstelling. De vrijstellingsregeling wordt nu uitgebreid tot de individuele waterzuiveringsinstallaties die door de gemeente, een gemeentebedrijf, intercommunale of intergemeentelijk samenwerkingsverband, exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk of een door de gemeente na publieke marktbevraging aangestelde entiteit worden gebouwd of geëxploiteerd.

In geval het een private waterzuiveringsinstallatie betreft waarin het afvalwater gezuiverd wordt, kan de vrijstelling enkel verkregen worden indien een attest van de burgemeester voorgelegd wordt waaruit blijkt dat, indien van toepassing, de exploitatie van de installatie gemeld of vergund is en dat de installatie volgens de code van goed praktijken gebouwd en geëxploiteerd wordt. Op basis van dit attest kan de heffingsplichtige gedurende vijf jaar automatisch vrijgesteld worden tenzij de VMM over gegevens beschikt waaruit blijkt dat in die periode de installatie of de exploitatie niet voldeed aan de code van goed praktijk of dat de installatie gewijzigd werd.
Wordt het afvalwater in een door de gemeente, een gemeentebedrijf, intercommunale of intergemeentelijk samenwerkingsverband of een door de gemeente na publieke marktbevraging aangestelde entiteit gebouwde of geëxploiteerde waterzuiveringsinstallatie gezuiverd, kan de rechthebbende automatisch vrijgesteld worden op basis van de gegevens ter beschikking gesteld door de gemeente aan de VMM.
Voor de waterzuiveringsinstallatie uitgebaat en gebouwd door de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk kan vrijstelling verleend worden op basis van de informatie ter beschikking gesteld door de exploitant. Wanneer de heffingsplichtige niet automatisch vrijgesteld wordt, moet een schriftelijke aanvraag tot vrijstelling ingediend worden binnen de drie maand na het verzenden van het heffingsbiljet.

Art. 28:

Dit artikel stemt art. 35ter, par. 8, af op de bepalingen van het BVR 23.04.2004 tot afschaffing van de verplichting tot het voorleggen van een eensluidend verklaard afschrift. De woorden 'voor eensluidend verklaard' worden geschrapt zodat voortaan enkel nog een kopie van het origineel document moet worden voorgelegd.

Art. 29:

De bepalingen van art. 35ter, par. 9, worden afgestemd op bovenvermelde wijzigingen inzake vrijstelling van heffing.

Art. 30:

In dit artikel wordt de correctiefactor aangepast voor de ziekenhuizen en onderwijsinstellingen. Art. 35vicies wordt vervangen.

 

 link