200066 | Jean NAESSENS en Daniel VAN NEVEL / Gemeente Nevele en Vlaams Gewest
R.v.St., 18 januari 2005, 10e K., nr. 139432

De gemeente die over een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) moet beslissen dient dat plan, ingeval van een risico op een 'schadelijk effect', aan een 'watertoets' te onderwerpen vooraleer een beslissing te nemen. Een 'engagement' van de gemeente om deze problematiek 'op te lossen bij de verdere invulling van het gebied' volstaat op het eerste gezicht niet om te voldoen aan de verplichting er voor te zorgen dat geen schadelijk effect ontstaat of zoveel mogelijk wordt beperkt.

Uit art. 8 van het decreet 18.07.2003 betreffende het integraal waterbeleid en uit de memorie van toelichting omtrent dit artikel blijkt dat de overheid die over een plan moet beslissen, ingeval van een risico op een 'schadelijk effect' dit plan aan een 'watertoets' dient te onderwerpen vooraleer een beslissing te nemen. Deze 'watertoets' moet ervoor zorgen dat door het opleggen van gepaste voorwaarden of aanpassingen aan het plan geen schadelijk effect ontstaat of dit zoveel mogelijk wordt beperkt en, indien dit niet mogelijk is, het schadelijk effect wordt hersteld of gecompenseerd.

Uit de gegevens van de zaak blijkt dat de door het betrokken gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voorziene woonwijk ontsloten wordt langs de straat, waar beide eigenaars wonen. De eigendom van eerste verzoeker wordt als het ware omsingeld door het beheersingsgebied van dit plan. De eigendom van tweede verzoeker bevindt zich aan de overzijde van de straat, recht tegenover de eigendom van eerste verzoeker.

Wat het aangevoerde nadeel van dreigende wateroverlast betreft, erkent het bestreden goedkeuringsbesluit 'dat het gebied gevoelig is voor wateroverlast', maar dat 'het gemeentebestuur zich engageert deze problematiek op te lossen bij de verdere invulling van het gebied'. Ook in het besluit van de gemeenteraad houdende definitieve vaststelling van het betrokken plan wordt dit probleem erkend, waar wordt gesteld dat 'bij het uitwerken van de verkavelings- en bouwdossiers men hieraan vooral aandacht zal dienen te besteden', en dat 'in elk geval er eventueel aan de hand van een watertoets technisch sluitende maatregelen dienen te worden voorgelegd voor de afwatering van dit gebied'.

De twee eigenaars halen een studie aan waarin wordt gesteld dat, bij gebreke aan op wetenschappelijke manier onderzochte maatregelen om waterschade in het te verkavelen gebied zelf en in de omgeving te voorkomen, op basis van de berekende volumes regenwater die verwacht kunnen worden ter plaatse van het verkavelingsgebied en op basis van de berekende te verwachten lozingsvolumes, kan worden gesteld dat er een reële kans is voor het optreden van waterschade op het terrein zelf en in de omgeving van het terrein.

Het Vlaams Gewest spreekt de conclusie van deze studie niet tegen maar stelt enkel vast dat deze studie is opgesteld op vraag van de twee eigenaars, en de gemeente zich op het ogenblik van de definitieve vaststelling van het plan bewust was van deze problematiek.
Een reëel risico op wateroverlast is niet denkbeeldig.

De twee eigenaars brengen hiermede alleen reeds voldoende concrete en precieze gegevens bij die aannemelijk maken dat de onmiddellijke tenuitvoerlegging van het bestreden gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen.

Het RUP wordt geschorst.