167696 | n.v. Nooyen Bree / Vlaamse Gewest
R.v.St., 26 juli 2000, nr. 89102

T.Milieurecht, december 2000, V.9, (6), 514-516

Het verzoekschrift vordert de schorsing van de tenuitvoerlegging van het besluit van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw houdende uitspraak over het beroep dat werd aangetekend tegen de beslissing van de bestendige deputatie van de provincieraad houdende de schorsing van de milieuvergunningen voor de exploitatie van een inrichting.
Het deputatiebesluit is gesteund op onaanvaardbare geurhinder en de omstandigheid dat de exploitatie geen garanties biedt voor de sanering van de afvalwaterhuishouding. Uit het thans bestreden ministerieel besluit blijkt afdoende dat de Vlaamse minister van oordeel is dat de geurhinder en de afvalwaterproblematiek inderdaad van die aard zijn dat een schorsing van verzoeksters milieuvergunningen zich opdrong, en hij aldus het standpunt van de bestendige deputatie bijtreedt.
De bestreden beslissing is afdoende gemotiveerd en lijkt niet strijdig met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Wat betreft de niet-naleving van de milieuvoorwaarden, bepaalt art. 36, par. 1, eerste lid, van het milieuvergunningsdecreet dat de bevoegde overheid de milieuvergunning kan schorsen of opheffen ingeval de bepalingen van het decreet en zijn uitvoeringsbesluiten en de geldende vergunningsvoorwaarden niet worden nageleefd. Art. 22, tweede lid, van het decreet bepaalt dat, ongeacht de verleende vergunning, de exploitant steeds de nodige maatregelen moet treffen om schade, hinder en zware ongevallen te voorkomen. Bijgevolg kunnen milieuvergunningen geschorst worden op grond van motieven die verband houden met de gevaren en de risico's voor de mens en omgeving of met veroorzaakte hinder. Een motivering die gestoeld is op geurhinder, hetgeen in het bestreden besluit het geval is, is dus alleszins aanvaardbaar vanuit het oogpunt van art. 36 van het milieuvergunningsdecreet en art. 47 van het Vlarem I. Wat de afvalwaterproblematiek betreft, blijkt uit de aanhef van de bestreden beslissing afdoende dat het lozen van percolaatwater van de compostering in oppervlaktewater nog steeds een probleem is en illegaal gebeurt.
De vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid wordt afgewezen.