138330 | 06.03.1998 V. nr. 180 (Vl. P.): Aquafin - Archeologische begeleiding van werken
Vlaams min. van Cultuur, Gezin en Welzijn, MARTENS Luc
SAUWENS Johan

V. en A., Vl.P., 12.05.1998,1997-1998, (13), 1793-1794

Terecht wordt opgemerkt dat bij de aanleg door Aquafin van collectoren de ondergrond van diverse stads- en dorpskernen wordt omgewoeld. Normaliter kan het destructieve karakter van ruimtelijke ontwikkelingen die door of in opdracht van de overheid worden uitgevoerd, echter dankzij een zekere vorm van geïntegreerd beleid worden ondervangen. Art. 5 van het decreet van 30.06.1993, houdende bescherming van het archeologisch patrimonium bepaalt immers dat voor alle vergunningen afgeleverd op grond van art. 46 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22.10.1996, bij het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium een bindend advies dient te worden ingewonnen. Hierbij legt dit instituut nadere voorwaarden en voorschriften op ter bescherming van de bedreigde archeologische waarden.
Door de bedrijfsstructuur naamloze vennootschap ontsnapt Aquafin, wat zijn vergunningplichtige werken betreft, aan het bovenvermeld art. 46 van het gecoördineerde decreet op de ruimtelijke ordening, en bijgevolg ook aan de bindende adviesinwinning bij het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium. Enkel wanneer haar werkzaamheden zich uitstrekken over het grondgebied van twee of meer gemeenten, is art. 46 wel van toepassing.
Deze problematiek beperkt zich niet enkel tot de activiteiten van Aquafin, maar geldt ook voor diverse andere, al dan niet gemengde overheidsbedrijven, zoals de Vlaamse Maatschappij voor Afvalrecuperatie (VLAR), Distrigas en Electabel.

nvdr: Het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22.10.1996 (zie doc. nr. 111651), werd opgeheven door het decreet 18.05.1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening (DRO) (zie doc. nr. 152627), met uitzondering van art. 2, art. 9 tot en met 22, art. 35 en 36, art. 41, 43, 44, 49, 51, 52, 53, 55, par. 1, eerste lid en art. 63, par. 1, 4°, 5° en 6°. Op 01.09.2009 wordt het helemaal opgeheven door het decreet 27.03.2009 tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijke plannings-, vergunningen- en handhavingsbeleid (zie doc. nr. 238270).

nvdr: Het decreet 30.06.1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium werd op 01.01.2015 opgeheven door het Onroerenderfgoeddecreet van 12.07.2013, met uitzondering van art. 1, 3, 1°, 2°, 3°, 5° tot en met 8°, 10° en 11°, 4 tot en met 10, 30, 31, 32, 33, par. 1, 34, 35, 1° tot en met 8°, 13° en 14°, 36 en 37 (zie doc. nr. 280418).
Art. 3, 1°, 2°, 3°, 5° tot en met 7°, 10° en 11°, 4, 6 tot en met 10, 19, 23, 31, 32, 33, par. 1, 34, 35, 1° tot en met 8°, 13° en 14°, 36 en 37 werden op 01.04.2016 opgeheven (zie doc. nr. 299591).
Art. 1, 3, 8°, 5 en 30 werden op 01.06.2016 opgeheven (zie doc. nr. 299590).