121122 | 08.07.1997 Programmadecreet - Leefmilieu - Vlaamse Milieumaatschappij (art. 14-16)
Min.-president van de Vlaamse regering, Vlaams min. van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, VAN DEN BRANDE Luc
et al.

BS 1997-10-22

De par. 5 en 6 van art. 35ter van de wet 26.03.1971 dienen parallelle procedures te voorzien voor de sociale correlaties betreffende de heffingen. De voorgestelde wijzigingen beogen de in de tekst geslopen verschillen weg te werken.
Het decreet 20.12.1996 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1997 schafte in art. 36 de Ks-factor af. Hieruit volgt logischerwijze dat de meldingsplicht om te kunnen genieten van een herberekening van de heffing, wanneer het waterverbruik betrekking heeft op meer dan 1 wooneenheid, zonder belang is geworden. Daarom is het beter de procedure, voorzien in art. 35quater, par. 4 van de wet 26.03.1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging af te schaffen.
Het is steeds de bedoeling van de decreetgever geweest dat het decreet 25.06.1992 (en latere wijzigingen van de wet 26.03.1971) de verderzetting van de innings- en invorderingsprocedure voor het heffingsjaar 1991 niet zou beïnvloeden. Er was echter niet in een expliciete overgangsregeling voorzien. In de praktijk blijkt dit nu aanleiding te geven tot een aantal praktische invorderingsproblemen. Gelet op het feit dat er nog een saldo van ruim 84000000 BEF voor het heffingsjaar 1991 openstaat in een 2000-tal dossiers (waarvan ruim 58000000 BEF in de 46 nog openstaande dossiers van de grootverbruikers) dienen eventuele juridische betwistingen betreffende de overgangsproblematiek uit te sluiten om de rechten van de schatkist optimaal te vrijwaren. Vandaar de toevoeging van een par. 6 aan art. 35octies van de wet 26.03.1971, ingevoegd bij decreet 25.06.1992.